Nadat het kabinet in 2020 de Commissie Regulering van Werk (de Commissie) verzocht een advies uit te brengen over het functioneren van de huidige wet- en regelgeving rondom werk, heeft de SER haar visie geven op de toekomstige arbeidsmarkt voor de komende kabinetsperiode. Op 2 juni 2021 presenteerde de SER haar ontwerpadvies Sociaal economisch beleid 2021-2025.
In deze bijdrage bespreken wij een aantal aanbevelingen van de SER op het terrein van de arbeidsmarkt bezien in het licht van het advies van de Commissie en de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB).
Reguleren van tijdelijke contracten en driehoeksrelaties
Met de komst van de WAB per 1 januari 2020 beoogde de wetgever de kloof tussen werknemers in vaste dienst en flexibele arbeidsrelaties ) te verkleinen en duurzame arbeidsrelaties aantrekkelijker te maken. De SER en de Commissie stellen in hun advies dat flexibele arbeidsrelaties wel een plaats op de arbeidsmarkt hebben, maar deze niet moeten worden gebruikt om te concurreren op arbeidsvoorwaarden. Volgens de SER is het onwenselijk dat mensen jarenlang in (tijdelijke) contracten werken waar zij geen zekerheid aan kunnen ontlenen en doet daarom een aantal aanbevelingen die hieronder worden toegelicht.
Tijdelijke contracten
Het is onder de WAB mogelijk dat na een onderbreking van zes maanden opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan om zo een nieuwe ”keten” van arbeidsovereenkomsten te creëren. De SER adviseert deze onderbrekingstermijn te laten vervallen. Voor scholieren, studenten en seizoensarbeid wordt een uitzondering voorgesteld. In tegenstelling tot wat de Commissie adviseerde – de ketenregeling wordt teruggebracht naar twee jaar – blijft volgens de SER het aangaan van drie tijdelijke contracten gedurende maximaal drie jaar mogelijk.
Oproepcontracten en nul-uren contracten
Waar de Commissie oproepcontracten toelaat met minimaal een kwartaalurennorm, moeten deze oproepcontracten (waaronder nul-urencontracten) volgens de SER verdwijnen en vervangen worden door basiscontracten met minimaal een kwartaalurennorm. Daarmee zal het loon van een werknemer voorspelbaar worden. Voor scholieren en studenten geldt een uitzondering. Opvallend is dat de SER niet uiteenzet hoe deze ”basiscontracten” er verder uit moeten zien en of de regels omtrent oproep met de komst van de WAB gehandhaafd zullen blijven.
Uitzendarbeid
Om de markt voor uitzendwerk beter te reguleren pleit de SER voor verplichte certificering van uitzendbureaus. Daarnaast wordt voorgesteld om de duur van fase A (waarin het uitzendbeding, het onbeperkt gebruik van tijdelijke contracten en uitsluiting van de loondoorbetalingsplicht geldt), wettelijk vast te stellen op 52 gewerkte weken bij een uitzendwerkgever in plaats van de huidige 78 weken. De mogelijkheid om deze termijn bij cao te verlengen zal op basis van dit voorstel komen te vervallen hetgeen grotendeels in lijn is met het advies van de Commissie.
Uitzendwerk dient volgens de SER en de Commissie niet te worden gebruikt om arbeidskosten te verlagen of arbeidsrechtelijke risico’s te ontlopen. Uitzendwerknemers zouden recht moeten krijgen op tenminste gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden zoals die welke gelden bij de inlener voor gelijkwaardige functies vanaf dag één.
Om uitzendwerknemers zo veel mogelijk gelijk te behandelen als andere werknemers met een tijdelijk contract stelt de SER voor dat aansluitend op fase A voor het uitzenden wettelijk een aangepaste fase B gaat gelden van maximaal zes tijdelijke contracten gedurende 2 jaar in plaats van de huidige 4 jaar. Ook hier geldt dat de wettelijke onderbrekingstermijn van 6 maanden komt te vervallen.
Maatregelen om het aangaan van duurzame arbeidsrelaties te stimuleren
De SER doet – zoals de WAB beoogd – een aantal voorstellen om arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd aantrekkelijker te maken.
In het kader van (interne) wendbaarheid lijkt de SER mee te gaan in de introductie van de Commissie inzake de mogelijkheid van een deeltijdontslag . Volgens de SER moet het mogelijk zijn voor ondernemingen eenzijdig de arbeidsduur (tijdelijk) voor alle werknemers met maximaal 20% te verlagen bij bedrijfseconomische omstandigheden die anders tot ontslag zouden hebben geleid.
Met de invoering van de WAB betalen werkgevers een lagere WW-premie voor werknemers met een vast contract dan voor werknemers met een flexibel contract. De SER lijkt hier op in te spelen door een restitutie van de flex-opslag op de WW-premie voor te stellen indien het lukt om een werknemer vanuit een flexibel contract naar een contract voor onbepaalde tijd te begeleiden. Het ”beprijzen” van flexibele contracten is eveneens voorgesteld door de Commissie.
Hoewel de Commissie pleitte voor een verkorting van loondoorbetalingsplicht en re-integratieverplichting bij ziekte tot een jaar, lijkt de SER dit anders te zien. De SER stelt dat bij ziekte en arbeidsongeschiktheid werkgevers middels een verzekering de loondoorbetaling verantwoordelijkheid van twee jaar en de bijbehorende re-integratieverplichtingen kunnen overdragen aan een derde. De werknemer blijft in dat geval wel in dienst bij de werkgever. Over de uitwerking hiervan laat zowel de SER als de Commissie zich verder niet uit.
Verder kunnen werkgever en werknemer met wederzijds goedvinden bij dreigend ontslag kiezen voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met inbegrip van een ”van-werk-naar-werk-route”. De transitievergoeding, waar de werknemer onder de WAB recht op heeft vanaf de eerste werkdag, is dan niet verschuldigd.
Het verrichten van zelfstandige arbeid
De SER wil het gebruik van schijnconstructies tegengaan en tegelijkertijd de positie van “echte” zelfstandigen verbeteren. In de WAB wordt niet specifiek stilgestaan bij zelfstandigen. De SER doet – in lijn met het advies van de Commissie – de volgende voorstellen.
De zelfstandigenaftrek dient verder te worden afgebouwd, daarmee zal het fiscaal minder aantrekkelijk worden om als zelfstandige werkzaamheden te verrichten. Hiervoor in de plaats komen fiscale faciliteiten voor zelfstandig ondernemers die daadwerkelijk risico lopen met eigen investeringen. In het kader van arbeidsongeschiktheid zullen zelfstandigen verplicht worden zich hiertegen te verzekeren om oneerlijke concurrentie en te grote inkomensrisico’s voor individuen te voorkomen.
Er dient een sociaal vangnet voor zelfstandigen gecreëerd te worden (waar zelfstandigen zelf aan bij dienen te dragen) voor bijzondere en onvoorziene omstandigheden. Om schijnzelfstandigheid tegen te gaan zal een minimum uurloon gelden. Voor werkenden die minder verdienen dan het maximumdagloon (30 tot 35 euro per uur) ontstaat een rechtsvermoeden dat zij werknemers zijn. Indien de werkende meent dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, dan ligt de bewijslast bij de opdrachtgever om dat te ontkrachten.
Conclusie
Het ontwerpadvies van de SER komt in grote lijnen overeen met het advies van de Commissie en de gedachte van de WAB. Het ontwerpadvies moet nog wel worden goedgekeurd door de leden van de vakbewegingen. Op 16 juni jl. hebben de leden van het FNV Ledenparlement reeds ingestemd met het ontwerpadvies . Het blijft echter de vraag wat van het advies overblijft na de kabinetsformatie. We houden het verdere verloop voor u in de gaten.