Artikel
16 min read

Climate Change Litigation in Nederland: terugblik op 2025 en vooruitblik 2026

17 december 2025

In dit artikel: 

  1. Toename in aantal klimaatprocedures:Een toename in klimaatzaken tegen individuele bedrijven (Shell, ING en mogelijk meer) en voortgang in de klimaatzaak Greenpeace/Staat 
  2. Procedures draaien om nieuwe én verder uitgewerkte klimaatverplichtingen:Procedures tegen ondernemingen zien niet slechts op generiek klimaatbeleid, maar meer focus op (i) in detail uitgewerkte reductieverplichtingen en (ii) verplichtingen rondom concrete investeringen
  3. Praktische consequenties:Een toename inlitigation risk rondom het eigen duurzaamheidsbeleid en de daadwerkelijke verduurzaming van de onderneming 

 

1. Inleiding

Een recent rapport van het UN Environment Programma (UNEP) toont aan dat het aantal juridische klimaatzaken (climate change litigation) nog steeds toeneemt.1 Medio juni 2025 stond de teller op een totaal aantal van 3.099 klimaatgerelateerde procedures, gestart in 55 verschillende jurisdicties.2  

Nederland is hierin geen uitzondering. De Hoge Raad maakte wereldnieuws met zijn Urgenda-uitspraak in 2019, een procedure waarin de Nederlandse staat werd veroordeeld tot het terugbrengen van de uitstoot van broeikasgassen per eind 2020.3 Hoewel de rechtbank Den Haag kort daarna een vergelijkbare reductieplicht voor een individuele onderneming (Shell plc) aannam,4 wees het gerechtshof Den Haag een dergelijke reductieplicht eind 2024 juist af.5 Volgens het gerechtshof zijn grote ondernemingen weliswaar verplicht hun directe en indirecte CO2-emissies terug te brengen, maar is er geen wetenschappelijke consensus over een specifiek reductiepercentage waar een individuele onderneming zoals Shell zich aan zou moeten houden. Bovendien was de gevorderde specifieke reductieplicht ten aanzien van Shell volgens het gerechtshof ook niet effectief. In het arrest bood het gerechtshof nog voer voor verdere discussie met een obiter dictum, waarin het overwoog dat investeringen in nieuwe olie- en gasbronnen op gespannen voet kunnen staan met de maatschappelijke zorgvuldigheidsplicht. 

De ontwikkelingen op het gebied van climate change litigation zetten zich ook in 2025 in Nederland voort. Tijd voor een update over de belangrijkste procedures in 2025 en de verwachte procedures in 2026 (en daarna).  

2. Climate Change litigation: hoogtepunten 2025

2.1 Greenpeace tegen de Nederlandse Staat (Klimaatzaak Bonaire)  

Op 11 januari 2024 startte Greenpeace samen met 8 inwoners van Bonaire een civiele procedure tegen de Nederlandse staat.6 Volgens Greenpeace c.s. schendt de overheid mensenrechten door onvoldoende bescherming te bieden tegen de gevolgen van klimaatverandering. Uit onderzoek blijkt namelijk dat als gevolg van klimaatverandering delen van het eiland permanent dreigen te overstromen en weersextremen vaker en heftiger impact zullen hebben op Bonaire. Inzet van de procedure is allereerst dat de Nederlandse staat verdere mitigatie-maatregelen neemt, waaronder aan de hand van tussentijdse reductietargets voor 2030 en 2040 die verdergaan dan de huidige nationale klimaatdoelstellingen. Daarnaast eist Greenpeace c.s. dat de Nederlandse staat voldoende adaptatie-maatregelen neemt, namelijk het nemen van maatregelen om de inwoners van Bonaire te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Een verplichting voor de Staat om voldoende adaptatie-maatregelen te nemen was in de Urgenda zaak nog niet aan de orde en is in zoverre dus nieuw. 

In deze procedure vond op 7 en 8 oktober 2025 de zitting plaats bij de rechtbank Den Haag. Naar verwachting doet de rechtbank eind 2025 of begin 2026 uitspraak. 

2.2 Cassatieprocedure Milieudefensie tegen Shell 

We bespraken hiervoor al de uitspraak van het gerechtshof Den Haag inzake Milieudefensie/Shell. Begin 2025 heeft Milieudefensie tegen dit arrest cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De klachten van Milieudefensie richten zich onder andere op de volgende twee kernpunten:7 

  • Ten eerste had het hof volgens Milieudefensie een specifiek reductiepercentage op moeten leggen. Milieudefensie stelt dat het hof geen effectieve bescherming heeft geboden tegen gevaarlijke klimaatverandering door geen specifiek reductiepercentage op te leggen. Ook heeft het hof bij de beoordeling van een op te leggen reductiepercentage ten onrechte geen rekening gehouden met internationale afspraken en juridische verplichtingen.  
  • Ten tweede oordeelde het hof volgens Milieudefensie ten onrechte dat het gevorderde reductiebevel (voor scope 3) niet effectief zou zijn. Volgens Milieudefensie had het hof niet moeten kijken naar manieren waarop Shell haar reductieverplichting op een ineffectieve manier kan nakomen (zoals het staken van activiteiten als tussenhandelaar) maar juist naar hoe Shell dat op een effectieve manier kan doen.

In november 2025 diende Shell haar verweerschrift in. Shell heeft daarbij ook een aantal voorwaardelijke cassatieklachten gericht tegen het arrest (voor het geval de klachten van Milieudefensie slagen).8  

Naar verwachting doet de Hoge Raad op zijn vroegst in het najaar van 2026 uitspraak. Indien de Hoge Raad van oordeel is dat het arrest van het hof niet in stand kan blijven, kan de Hoge Raad de procedure terugverwijzen naar een (ander) hof voor verdere beoordeling. De Hoge Raad kan de zaak ook zelf afdoen.   

2.3 Milieudefensie tegen ING

In navolging op de procedure tegen Shell heeft Milieudefensie op 28 maart 2025 ING Bank gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam.9 Volgens Milieudefensie hebben banken namelijk aanzienlijke macht in de economie, doordat ze kunnen bepalen welke bedrijven of sectoren wel of niet gefinancierd worden. Banken hebben hierdoor een centrale rol in de broeikasgasuitstoot van de activiteiten die ze financieren. Volgens Milieudefensie nemen banken hun verantwoordelijkheid echter niet, of onvoldoende.   

In de dagvaarding stelt Milieudefensie dat ING in strijd zou handelen met haar zorgplicht om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan en mensenrechten te beschermen. Milieudefensie vordert daarom met name dat ING haar uitstoot vanaf 2030 zodanig moet reduceren dat deze in lijn is met het mondiale reductiepad voor (een 50% kans op) een beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5C. Daarbij vordert Milieudefensie ook dat ING haar uitstoot in 8 vervuilende sectoren die ING financiert (zoals staal en luchtvaart) vermindert in lijn met de NZE-reductiepaden van het Internationaal Energieagentschap. Ook vordert Milieudefensie – mede naar aanleiding van het hiervoor genoemde obiter dictum in Shell/Milieudefensie – dat ING moet stoppen met het financieren van bedrijven die nog nieuwe fossiele projecten starten, en dat ING een goed klimaatplan vraagt van de grote bedrijven die zij financiert. Uit de dagvaarding kan worden afgeleid dat Milieudefensie haar eis mede heeft ingekleurd naar aanleiding van het arrest van het hof inzake Shell. 

ING zal naar verwachting op korte termijn (begin 2026) haar schriftelijk verweer indienen tegen de vordering. Een uitspraak in deze procedure wordt niet eerder dan in 2027 verwacht.  

2.4 Andere gerechtelijke uitspraken in 2025

Verder zijn er in 2025 ook andere gerechtelijke uitspraken gewezen in klimaatgerelateerde procedures. We noemen er enkele: 

  • Uniper/Staat en RWE/Staat:10 De gedwongen sluiting van in Nederland gelegen kolencentrales heeft tot verschillende arbitrage- en nationale procedures geleid, met name over de vraag of de Staat verplicht is compensatie te betalen aan Uniper en RWE op grond van artikel 1 Eerste Protocol EVRM (het recht op eigendom). Op 24 juni 2025 wees het gerechtshof Den Haag – net als de rechtbank – de vorderingen af. Volgens het hof was sprake van een ‘fair balance’. Van belang was hierbij onder meer dat Uniper en RWE op het moment dat zij in 2009 hun investeringsbeslissing namen, konden voorzien dat de overheid tijdens de levensduur van de centrales maatregelen zou kunnen nemen om de CO2-uitstoot door het gebruik van kolen drastisch terug te brengen. Er was op dat moment al sprake van wereldwijde toenemende druk om CO2-uitstoot te verminderen en het was algemeen bekend dat het stoken van kolen een van de meest vervuilende economische activiteiten is. Dat de Staat het voornemen had om dit in de nabije toekomst te veranderen, was dan ook een factor waarmee Uniper en RWE ten tijde van de investeringsbeslissing rekening konden houden en hadden moeten houden. Hoewel RWE zich bij deze uitspraak heeft neergelegd, is Uniper in cassatie gegaan. Een uitspraak in deze procedure wordt op zijn vroegst eind 2026 verwacht. 
  • ANVR c.s./Gemeente Den Haag:11 Op 25 april 2025 deed de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag uitspraak in een door ANVR en TUI gestart kort geding tegen het door de gemeente Den Haag uitgevaardigde verbod op reclame voor fossiele brandstoffen, vliegvakanties, vliegtickets, grijze stroomcontracten, gascontracten, cruisereizen of auto’s met een fossiele of hybride brandstofmotor. Volgens ANVR en TUI kon dit reclameverbod op verschillende gronden niet in stand blijven. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het reclameverbod in stand kan blijven, omdat het verbod niet in strijd is met de Grondwet, de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken, het VWEU, het EVRM en het Europees Handvest. Ook is het verbod volgens de voorzieningenrechter niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.  
  • Greenpeace/Staat (Stikstofuitspraak):12 Op 22 januari 2025 oordeelde de rechtbank in een door Greenpeace gestarte civiele procedure dat de Staat onrechtmatig handelt doordat hij (i) de verslechtering van kwetsbare leefgebieden niet tijdig heeft gestopt, (ii) het wettelijke stikstofdoel voor 2025 niet gaat halen en het doel van 2030 zeer waarschijnlijk ook niet gaat halen, en (iii) door na te laten in het stikstofbeleid prioriteit te geven aan de aanpak van de stikstofdepositie op de habitats en leefgebieden waar die daling van stikstofdepositie ecologisch gezien het meest urgent is. De rechtbank vaardigde een aantal bevelen uit op straffe van een dwangsom van EUR 10 miljoen wanneer de Staat uiterlijk 31 december 2030 niet aan de veroordeling voldoet. Deze uitspraak is ook relevant voor climate change litigation procedures, omdat de rechtbank ingaat op de haalbaarheid van wettelijke reductiedoelen en de vraag of een dwangsom tegen de Staat op zijn plaats is. Zie over de Stikstofcrisis ook onze andere blogs.13  
  • Winningsplan NAM:14 Tot slot wijzen we op een uitspraak van de Raad van State van 19 februari 2025 in een zaak over het winningsplan Rotterdam van de NAM. Hoewel het oorspronkelijke winningsplan erin voorzag dat de NAM tot 2050 zou doorgaan met oliewinning, voorzag het door de Minister goedgekeurde winningsplan in oliewinning tot 2035. De gemeente Rotterdam en omwonenden waren van mening dat de oliewinning vóór 2035 zou moeten stoppen en stapten daarom naar de bestuursrechter. De Raad van State gaf hun ongelijk. Voor zover de gronden draaiden om de impact van het winningsplan op de energietransitie, overwoog de Raad van State dat de Minister heeft kunnen instemmen met oliewinning tot en met 2035 in plaats van tot 2050. De Minister heeft daarbij toegelicht dat het toestaan van oliewinning tot 2050 vragen oproept in relatie tot de energietransitie en de noodzaak van fossiele brandstoffen op de langere termijn, maar dat op dit moment fossiele brandstoffen nog een essentiële rol spelen in de Nederlandse energievoorziening. Zodra de Nederlandse olievraag is verdwenen, is de oliewinning mogelijk niet meer in overeenstemming met een planmatig beheer van de ondergrond. 

3. Climate Change litigation: Vooruitblik 2026

Hiervoor wezen wij al op een aantal lopende procedures in 2025. Veel van die procedures lopen door tot in 2026 (en mogelijk later). Daarnaast zijn een aantal nieuwe procedures aangekondigd. We noemen de belangrijkste. 

Allereerst heeft Milieudefensie een nieuwe procedure tegen Shell aangekondigd. Deze procedure volgt op het eerder genoemde obiter dictum, waarin het gerechtshof Den Haag overwoog dat investeringen in nieuwe olie- en gasbronnen op gespannen voet kunnen staan met de op ondernemingen rustende maatschappelijke zorgvuldigheidsplicht. Volgens Milieudefensie handelt Shell met haar concernbeleid (waarin meer nadruk is komen te liggen op het winnen van fossiele brandstoffen) in strijd met deze maatschappelijke zorgvuldigheidsplicht. Milieudefensie eist dat Shell stopt met investeringen in nieuwe olie- en gasvelden. Daarnaast eist Milieudefensie dat Shell (alsnog) concrete reductieverplichtingen zal nakomen in de periode vanaf 2035 (tot 2050). Op dit moment heeft Milieudefensie nog geen dagvaarding uitgebracht.  

Daarnaast liggen meerdere nieuwe klimaatzaken op de loer. Zo schreef de NOS dat de Nederlandse overheid zich opmaakt voor nieuwe klimaatrechtszaken, met name wegens het niet halen van klimaatdoelen voor 2030.15 Verder zijn er verschillende initiatieven bekend van NGO’s die zich richten op verschillende grote ondernemingen die in Nederland actief zijn. Zo kondigde Advocates for the Future in december 2025 aan dat het een procedure start om de vergunning aan te vechten die de Staat aan Eni Energy heeft verleend voor het ontwikkelen van nieuwe gasvelden.16 Het ligt in de lijn der verwachting dat meerdere initiatieven zullen leiden tot nieuwe procedures in Nederland, mede gelet op het aantrekkelijke collectieve actieregime in Nederland. 

Verder wijzen we nog op een in juli 2025 door Greenpeace bij de rechtbank Amsterdam gestarte anti-SLAPP procedure tegen Energy Transfer.17 Achtergrond van die procedure is een aantal door Energy Transfer tegen Greenpeace gestarte procedures in de Verenigde Staten rondom protesten tegen olie- en gaspijpleidingen, die wegens de potentiële financiële impact het voortbestaan van Greenpeace in gevaar kunnen brengen. Greenpeace vordert daarom in Nederland een verklaring voor recht en schadevergoeding wegens het (in de ogen van Greenpeace: onrechtmatig) door Energy Transfer starten van procedures en het doen van onjuiste uitingen over Greenpeace. Dit is voor zover ons bekend de eerste en enige anti-SLAPP procedure in Nederland. Onze inschatting is dat een (tussen)uitspraak in deze procedure niet eerder dan eind 2026 zal volgen.  

4. Slotopmerkingen

De Nederlandse civiele rechtbanken vormen een belangrijk speelveld voor climate change litigation en dit zal de komende jaren mogelijk verder toenemen. Onderdeel van het debat in procedures tegen private ondernemingen is (het gebrek aan) de publiekrechtelijke regelgeving omtrent het verminderen van broeikasgasemissies. Het is bepaald niet uitgesloten dat de ontwikkelingen op Europees niveau – waaronder het Omnibusvoorstel, dat de verplichtingen op grond van de CSDDD en CSRD waarschijnlijk zal versimpelen en afzwakken – dit verder zullen aanwakkeren.  

Terug
Climate Change Litigation in Nederland: terugblik op 2025 en vooruitblik 2026