1 min read
Het fixatiebeginsel en betalingen vanaf een debetsaldo na faillissement
4 March 2022

In faillissement bepaalt het fixatiebeginsel dat de failliet van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn vermogen verliest vanaf de dag waarop het faillissement wordt uitgesproken. Het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede wat hij gedurende het faillissement verwerft. Indien verbintenissen van schuldenaar na de faillietverklaring ontstaan, is de boedel daarvoor niet aansprakelijk tenzij deze daardoor is gebaat. Het doel hiervan is dat de rechtspositie van alle bij het faillissement betrokken partijen vast komt te staan.

Het fixatiebeginsel speelt een belangrijke rol bij girale betalingen via de bank, omdat daarin enige verwerkingstijd kan zitten. Vaak wordt de bankrekening van de begunstigde pas gecrediteerd de dag nadat de betaling op de bankrekening van de betalende partij is verwerkt. Indien tussen deze twee momenten het faillissement van de schuldenaar wordt uitgeroepen, is het de vraag of het geld in de boedel valt of aan de begunstigde toekomt. De Hoge Raad oordeelde al eerder dat een betaling geacht wordt te zijn overgemaakt op het moment dat het bedrag op de rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd. 

In een recent arrest heeft de Hoge Raad een nieuw licht laten schijnen op dit beginsel. Hij geeft aan dat het relevant is of bij het intreden van het faillissement sprake was van een debetsaldo op de bankrekening van de failliet. In dit geval leidt de betaling aan de schuldeiser volgens de Hoge Raad noch tot een vermindering van het actief van de boedel – de rekening vertoonde immers een debetsaldo – noch tot een vermeerdering van het passief, omdat de boedel niet aansprakelijk is voor de toegenomen schuld aan de bank. Ook is geen sprake van een ontoelaatbare doorbreking van de paritas creditorum, aldus de Hoge Raad. 

Het arrest van de Hoge Raad leidt in ieder geval tot een nieuw aandachtspunt in de praktijk. Het onderstreept in het bijzonder het belang dat banken adequaat zullen moeten optreden indien de failliet een debetsaldo heeft en automatische incasso’s heeft ingesteld. Bovendien leidt het arrest tot enige onzekerheid bij de ontvanger van de betaling: of hij door de curator kan worden aangesproken, hangt nu af van de vraag of de failliet rood stond bij de bank. Daar heeft de begunstigde in de praktijk weinig mee van doen. Bovendien kan hij mogelijk nog door de bank worden aangesproken.

Lees het hele artikel hier