Raad van State spreekt zich uit over winstuitkeringsverbod in de zorg

De Raad van State heeft vandaag geoordeeld dat het winstuitkeringsverbod geen stand kan houden ten aanzien van een kliniek die medisch specialistische zorg wil verlenen op het gebied van laag-complexe radiologie.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten beperkingen van de vrijheid van vestiging en vrij verkeer van kapitaal – zoals een winstuitkeringsverbod – noodzakelijk, geschikt en evenredig zijn. Daarvoor is in ieder geval vereist dat de nationale autoriteiten deze beperkingen op een coherente en consistente wijze toepassen.
In Nederland is in de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) een winstuitkeringsverbod opgenomen voor bepaalde categorieën van zorgaanbieders (kort samengevat voor aanbieders van medisch specialistische zorg en intramurale Wlz-zorg).
De Minister heeft de “complexiteit” van de zorg aangedragen als de rechtvaardiging voor het onderscheid tussen categorieën aanbieders waarvoor het winstuitkeringsverbod wél (complexe zorg) en niet (niet-complexe zorg) geldt.
Daar heeft de radiologie kliniek in deze zaak succesvol tegenin gebracht dat de medisch specialistische radiologische zorg niet altijd complex van aard is. De Minister motiveert niet waarom dergelijke zorg wél complex zou zijn.
De Raad van State concludeert op basis hiervan dat het winstuitkeringsverbod niet coherent en consistent is toegepast en dus in strijd is met Europees recht.
Hoewel deze uitspraak betrekking heeft op een specifieke situatie (laag-complexe medisch specialistische zorg én een grensoverschrijdend element in de structuur waardoor een beroep op Europees recht werd gedaan), is de vraag welke gevolgen dit heeft voor overige type zorgaanbieders, waarop het winstuitkeringsverbod op dit moment van toepassing is verklaard.
Wat ons betreft is door deze uitspraak van de Raad van State het algemene onderscheid tussen medisch specialistische zorg en intramurale Wlz-zorg (waarop het huidige winstuitkeringsverbod wél van toepassing is) en alle andere aanbieders (waarop het wistuitkeringsverbod niet van toepassing is), in ieder geval niet meer houdbaar. Dit onderscheid is namelijk niet in algemene zin te rechtvaardigen op basis van complexiteit en te ongenuanceerd.
Daar komt nog bij dat uit de wetsgeschiedenis helemaal niet blijkt dat “complexiteit” op zichzelf de achtergrond is geweest van het huidige onderscheid. Het winstuitkeringsverbod kent namelijk een historie vanuit de bouwregimebekostiging waarmee vastgoedrisico’s van overheidswege werden gedekt. Dit regime is al geruime tijd niet meer van toepassing en daarmee is de werkelijke achtergrond (en rechtvaardiging?) van het onderscheid überhaupt achterhaald.
Op dit moment ligt het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz) nog steeds voor (ondanks kritisch advies van de Raad van State, zie ons eerdere bericht). De Wibz laat het huidige winstuitkeringsverbod en de categorisering vrijwel ongewijzigd in stand (met mogelijk nadere voorwaarden voor onderaannemers). Op basis van deze uitspraak van de Raad van State is dit moeilijk houdbaar, omdat Europees Recht een coherente en consistente toepassing vereist t.a.v. een winstuitkeringsverbod met bijbehorende categorisering, waarvan op dit moment dus geen sprake is.
We houden u op de hoogte.
Voor nadere vragen kunt u contact opnemen met Dimitri van Hoewijk en Nick Suurmond of een van onze collega’s uit het Healthcare & Life Sciences team.




