1 min read
Verruiming van de verschoonbare termijnoverschrijding: betekent het te laat indienen van een bezwaar- of beroepschrift geen einde oefening meer?
16 February 2024

Iedereen die in zijn of haar leven te maken heeft gehad met een bestuursrechtelijke procedure weet dat één ding het allerbelangrijkst is: de termijn. Wanneer de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift is verlopen betekent dat meestal einde oefening. Slechts bij hoge uitzondering wordt geoordeeld dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is. Onlangs heeft de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) echter geoordeeld dat hier minder streng mee moet worden omgegaan (CBb 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31) In dit blog lees je hier meer over.

Verschoonbare termijnoverschrijding: hoe zit het juridisch?
Binnen het bestuursrecht zijn termijnen van groot belang. In beginsel bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. In artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) staat het volgende over de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding: ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De bestuursrechter moet in dat kader beoordelen of het te laat indienen van het bezwaar- of beroepschrift aan de indiener kan worden toegerekend. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden, of omdat de termijnoverschrijding is veroorzaakt door het handelen of nalaten van het bestuursorgaan. Daarnaast beoordeelt de bestuursrechter of het bezwaar- of beroepschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.  

Hoeveel soepeler zal hier in de toekomst mee worden omgegaan?Bijzondere omstandigheden
In onderhavige zaak heeft het CBb ten aanzien van de bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen gekozen voor een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering. Dit betekent dat bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden die de indiener van het bezwaar- of beroepschrift betreffen. Met bijzondere omstandigheden worden bijvoorbeeld persoonlijke omstandigheden die de indiener zelf betreffen bedoeld (het CBb noemt als voorbeeld psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van diens naasten en de zorgtaken die daarmee gepaard gaan), maar ook externe omstandigheden die voor overbelasting of stress bij indiener zorgen (zoals een brand in de woning of in een bedrijfspand). Het CBb merkt op dat dit geen geheel nieuwe lijn is, de voorbeelden zijn ook eerder in bestaande rechtspraak soms al reden geweest om een termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Wanneer sprake is van een bijzondere omstandigheid moet de indiener minder snel worden tegengeworpen dat hij de termijnoverschrijding had kunnen voorkomen.

Geringe verwijtbaarheid
Het niet tijdig indienen van een bezwaar- of beroepschrift kan niet aan de indiener worden toegerekend als deze daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Het CBb stelt dat ook in gevallen van geringe verwijtbaarheid de termijnoverschrijding verschoonbaar kan zijn. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij de hoedanigheid van de indiener (zoals of sprake is van een particulier of een onderneming), en de omvang van de termijnoverschrijding belangrijke factoren zijn. Maar ook andere factoren kunnen onder omstandigheden van belang zijn. Wanneer sprake is van geringe verwijtbaarheid, zal de bestuursrechter nog naar de partijenconstellatie kijken. Bij een besluit waarbij de rechtszekerheid van actuele of potentiële derden met een tegengesteld belang niet of nauwelijks in het geding is, zal er doorgaans meer ruimte zijn om verschoonbaarheid aan te nemen, aldus het CBb.

Bewijs
Het CBb kiest ook ten aanzien van het bewijs inzake de bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen een soepelere benadering: (i) aan de bewijsmiddelen en de daaraan te verbinden bewijskracht mogen, in de context van het geval, geen onnodig hoge eisen worden gesteld, en (ii) het bestuursorgaan dan wel de bestuursrechter moet de belanghebbende in de gelegenheid stellen om feiten en omstandigheden op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is aannemelijk te maken en daarbij zo nodig ook regie voeren. 

Zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd
Indien een belanghebbende pas kennis neemt van een op correcte wijze bekendgemaakt besluit als de bezwaar- of beroepstermijn al geheel of grotendeels is verstreken en de belanghebbende ook niet eerder kennis had kunnen nemen van het besluit, werd tot nu toe de lijn gevolgd dat de belanghebbende twee weken de tijd had om bezwaar te maken of een beroepschrift in te dienen. In deze specifieke gevallen werd de termijnoverschrijding verschoonbaar geacht. In plaats van een termijn van twee weken, hanteert het CBb voortaan een termijn van zes weken. Hiermee sluit het CBb aan bij de wettelijke termijn voor het maken van bezwaar of indienen van beroep. Bij besluiten met een afwijkende wettelijke termijn, wordt in deze specifieke gevallen ook aangesloten bij deze kortere of langere termijn.

Professionele rechtshulpverleners
Indien een belanghebbende wordt bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener, dan blijft gelden dat een termijnoverschrijding slechts in zeer uitzonderlijke gevallen verschoonbaar wordt geacht. Voor andere bijstandsverleners wordt echter aangesloten bij de op het individuele geval gerichte, contextuele benadering, en geldt de strengere maatstaf niet.

Onmiddellijke werking
In de uitspraak staat expliciet dat de versoepelingen onmiddellijke werking hebben. Dit betekent dat bestuursorganen of een bestuursrechter dit niet alleen zal moeten toepassen in nieuwe zaken, maar ook in zaken waarin het bestuursorgaan of de rechter in een eerdere fase van de procedure al een oordeel heeft gegeven over de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding en tegen dat besluit of die uitspraak een rechtsmiddel is aangewend waarop nog niet is beslist.

Conclusie
Uit bovenstaande blijkt dat het CBb heeft gekozen om meer maatwerk toe te passen bij de vraag of een termijnoverschrijding al dan niet verschoonbaar is. Dit betekent echter niet dat een zorgvuldige termijnadministratie overbodig is geworden. Het CBb benadrukt dat het bestaande wettelijke kader een minder strikte benadering door bestuursorganen en bestuursrechters bij de handhaving van bezwaar- en beroepstermijnen maar zeer beperkt toelaat. Een verschoonbare termijnoverschrijding is slechts mogelijk als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In de meeste gevallen zal dit dus betekenen dat een termijnoverschrijding einde oefening betekent. Het CBb geeft de wetgever dan ook een opdracht mee: als dit niet (langer) wenselijk wordt geacht, is het aan de wetgever om te bepalen dat en wanneer ook in andere gevallen moet of kan worden geconcludeerd tot verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding. Wordt dus (mogelijk) vervolgd!

Indien u vragen heeft over dit onderwerp en wat dit mogelijk kan betekenen voor u of uw organisatie, neem dan contact op met Ingeborg Wind-Middel of Lisa Pennings.