3 min read

Update non-bancaire financiering: jurisprudentie

16 May 2025

Hypotheekrecht vervalt door verjaring van geldlening: rechter geeft duidelijkheid

Rechtbank Den Haag (publicatie 13 mei 2025)

ECLI:NL:RBDHA:2025:7745

Deze uitspraak is van belang voor houders van een hypotheekrecht ter zekerheid van een vordering al geruime tijd opeisbaar is. Eiser vordert medewerking van gedaagde aan doorhaling van het hypotheekrecht, omdat de lening waarvoor zekerheid was gevestigd terugbetaald is dan wel verjaard. De rechter oordeelt dat uit de stukken niet geoordeeld kan worden dat de geldlening (volledig) is afbetaald. Wél wordt geoordeeld er sprake is van verjaring van de vordering. Uit de notariële akte waarin de verplichtingen uit de geldlening staan opgenomen blijkt dat gedaagde de lening met ingang van 1 december 1996 kon opzeggen en daarmee opeisbaar maken. Dit betekent dat de 20-jarige verjaringstermijn (art. 3:307 lid 2 BW) toen is aangevangen en op 1 december 2016 is verlopen. Van stuitingshandelingen door gedaagde is geenszins iets gebleken. Verjaring van de vordering tot zekerheid waarvan de hypotheek is gevestigd leidt ertoe dat ook het hypotheekrecht is vervallen.

 

Hypotheekrecht bij rechtsopvolging onder algemene titel: geen analoge toepassing van art. 6:157 lid 2 BW

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (publicatie 13 mei 2025)

ECLI:NL:GHARL:2025:2758

Deze uitspraak is van belang voor de overgang van hypothecaire geldleningen met een hypotheekrecht op een onroerend goed dat niet aan partijen toebehoort. Appellant was bestuurder van een vennootschap. Ter zekerheid van leningen aan, onder andere, de vennootschap is een hypotheekrecht gevestigd op de woning van appellant. De vennootschap gaat failliet en de curatoren verkopen het vastgoed. Na voldoening van de hypotheekhouders resteert een bedrag van EUR 416.981,71 welk restant bij de notaris in depot wordt geplaatst. Daarover sluiten de hypotheekhouders, appellant en de notaris een depotovereenkomst. Eén van de punten ter discussie is de vraag of Stack c.s. nog een hypotheekrecht heeft waarmee zij aansprak kan maken op het bedrag in depot. Stack c.s. is de rechtsopvolger van de primaire hypotheekhouder via meerdere fusies en splitsingen onder algemene titel. De vraag is of de rechtsregel uit 6:157 lid 2 BW bij contractsoverneming analoog van toepassing is op rechtsopvolging onder algemene titel. Deze rechtsregel bepaalt – in het kort – dat tot zekerheid van de overgegane schuld strekkende rechten van pand en hypotheek op een niet aan partijen toebehorend goed door de overgang tenietgaan, tenzij de pand- of hypotheekhouder tevoren in handhaving heeft toegestemd. Het pand behoorde immers aan appellant toe, en niet aan de vennootschap. Het hof stelt dat het geen grond ziet voor analoge toepassing van dit artikel op opvolging onder algemene titel van de hypotheekhouder.

Terug
Update non-bancaire financiering: jurisprudentie