1 min read
‘Op alle niveaus is samenwerking nodig’
30 December 2022

Hoogleraar Saskia Lavrijssen noemt samenwerking op Europees, nationaal, maar ook op regionaal en lokaal niveau de belangrijkste voorwaarde voor het tijdig realiseren van de fossielvrije samenleving. De overheid, de wetenschap en het bedrijfsleven kunnen de handen ineenslaan: ‘Er is behoefte aan meer kennisontwikkeling en kennisdeling op basis van cocreatie.’

Een jaar geleden was Saskia Lavrijssen met haar man en drie kinderen op vakantie in Griekenland. Daar maakte het gezin verwoestende bosbranden mee. ‘Het was confronterend waar klimaatverandering nu al toe leidt. Het is angstaanjagend als je je realiseert dat het nog veel ernstiger kan worden’, zegt de hoogleraar economic regulation and market governance of network industries aan Tilburg University. Dat volgende generaties mogelijk niet in een veilig en schoon milieu kunnen leven, is haar grootste drijfveer om bij te dragen aan de energietransitie. Ze wil met haar kennis zoveel mogelijk van betekenis zijn. Zo gaf Lavrijssen, gekleed in toga, onlangs college aan basisschoolleerlingen over de vraag: hoe houden we de aarde cool? Ook was ze bestuurslid bij een lokale energiecoöperatie in Oisterwijk. Lavrijssen constateert dat niet alleen Europese en nationale maar ook lokale initiatieven enorm belangrijk zijn voor het creëren van maatschappelijk draagvlak.

Lavrijssen noemt samenwerking de belangrijkste voorwaarde voor het tijdig realiseren van de fossielvrije samenleving. Ze is een verbinder en denkt regelmatig mee met bedrijven en overheden die een rol spelen bij de energietransitie. Ook binnen de wetenschap streeft ze ernaar diverse disciplines samen te brengen. Zo kent Tilburg University een klimaat- en energie-community waarin onderzoekers gezamenlijk optrekken. ‘Er is nog meer kennis nodig, maar niet zozeer op technologisch gebied’, vertelt zij aan Hugo Reumkens, partner en advocaat bij advocatenkantoor Van Doorne. De wetenschap kan volgens Lavrijssen vooral helpen bij de vraag welke businessmodellen mogelijk zijn met nieuwe technologie, maar bijvoorbeeld ook met welke wetten en regels innovatie kan worden aangejaagd en systeemverandering bereikt. Tegen bedrijven die sommige wetgeving nu als een sta-in-de-weg ervaren in hun verduurzamingsambities, zegt ze: ‘Sommige belemmeringen kunnen snel worden aangepast, maar gun de wetgever en de wetenschap iets meer tijd voor fundamentele herzieningen. Regels moeten goed doordacht worden aangepast.’
Het interview vindt plaats in het verlengde van eerdere aanbevelingen van De Raad (zie: ‘De energietransitie slaagt alleen als we extreem goed samenwerken’, Mgmt. Scope 10 2022). Dit panel van topexperts bestond verder uit Machiel Mulder, hoogleraar energie-economie aan de Rijksuniversiteit Groningen, Annemieke Roobeek, hoogleraar strategie en transformatiemanagement aan Nyenrode Business Universiteit en Johan Wempe, hoogleraar bedrijfsethiek aan de VU in Amsterdam.

Wat zijn volgens u succesfactoren voor samenwerking op het gebied van de energietransitie?

‘Op alle niveaus – Europees, nationaal, regionaal en lokaal – is samenwerking nodig. De overheid moet kaders stellen om een level playing field te creëren. Ook moet de overheid investeren in grensoverschrijdende infrastructuur. Als we investeren in waterstof is het belangrijk dat we straks kunnen im- en exporteren. Er is niet maar één oplossing voor de energietransitie. Natuurlijk hebben we energieopwekking nodig afkomstig van wind op zee, moet elektriciteit worden omgezet in waterstof, aan land worden gebracht en vervolgens via goede infrastructuur worden getransporteerd. Daarvoor is een regierol van de overheid onmisbaar. Maar ook lokale initiatieven zijn belangrijk. Ik ben zelf bestuurslid geweest van een energiecoöperatie in Oisterwijk. Toen in Tilburg een windmolenpark werd gebouwd door samenwerking van lokale energiecoöperaties, was er geen protest omdat bewoners erbij werden betrokken en een aandeel konden krijgen. Coöperaties hebben vaak ook een energieloket voor vragen. De betrokken experts gaan huizen langs om eigenaren of huurders te adviseren wat ze kunnen doen om energie te besparen. Er zijn vouchers voor mensen met minder financiële middelen. Omdat op alle niveaus samenwerking nodig is, is het goed om binnen de wetgeving ruimte te bieden voor al die oplossingen.’

Kunnen de complexiteit en omvang van de energietransitie ertoe leiden dat burgers uit angst bedrijven en overheid gaan wantrouwen?

‘Dat is nu een groot issue. In de hele wereld worden rechtszaken aangespannen tegen grote vervuilers, maar ook tegen overheden. Bedrijven zullen rekening moeten houden met dit sentiment binnen de samenleving. Als je nu een nieuwe fabriek of een windmolenpark gaat bouwen, zul je de omgeving er sterk bij moeten betrekken. Je zult de investeringen en de impact daarvan op de omgeving goed moeten uitleggen. In de boardroom zou de maatschappelijke relevantie van onderwerpen die gerelateerd zijn aan de energietransitie en klimaatverandering hoog op de agenda moeten staan.’

De overheid heeft lange tijd ingezet op het creëren van welvaart en werkgelegenheid. Sommige bedrijven staan nu bekend als grote CO2-uitstoters. Moeten we hierbij ingrijpen, en wie zou dat moeten doen? De overheid, het bedrijfsleven of de rechter?

‘Allereerst moeten bedrijven zelf verantwoordelijkheid nemen. De overheid kan wel bijspringen, meedenken en ingrijpen als de transitie te traag gaat. Er zijn natuurlijk technologische oplossingen om over te stappen naar een schonere productie. Maar in de praktijk is het niet altijd eenvoudig. Het kan zijn dat de wetgeving onduidelijk is, dat er sprake is van marktfalen of dat de supply chain nog niet is opgeschaald. Als het lastig blijft voor een bedrijf om de transformatie te maken, is de vraag zeker gerechtvaardigd of zo’n bedrijf hier wel een toekomst heeft.’

Een spannende vraag is dan of de overheid afscheid van zo’n bedrijf zou moeten nemen ten gunste van de energietransitie, maar ten nadele van werkgelegenheid.

‘De overheid zou effectieve belastingprikkels en CO2-heffingen moeten creëren en de subsidiëring van fossiele brandstoffen moeten stoppen. Daarmee worden bedrijven aangemoedigd tot verduurzaming. Op dit moment gebeurt dat al, nu het bedrijfsleven met hogere brandstofprijzen wordt geconfronteerd. Mochten stappen van een zwaar vervuilend bedrijf uitblijven, dan is het heel goed dat de overheid daar actief tegen optreedt.’

Er bestaat maatschappelijke zorg dat bedrijven die groot werden met fossiele brandstoffen nu ook de middelen hebben om opnieuw koploper te worden in de nieuwe energiewereld. Daarmee krijgen ze eigenlijk een bonus voor hun vervuilende gedrag.
‘De vraag is hoe de overheid deze ontwikkeling zou kunnen beïnvloeden. Dat is lastig. Ik vind het goed dat fossiele energiebedrijven worden belast, omdat ze door de hoge energieprijzen grote winst maken. Zoals de Raad van de Europese Unie – waarin ministers uit alle EU-landen bij elkaar komen om wetsvoorstellen te bespreken en het beleid te coördineren – al heeft bepaald, is dat ook mogelijk voor bijvoorbeeld oliemaatschappijen. Met de winstheffing op fossiele brandstoffen kunnen consumenten worden gecompenseerd voor hun hoge energierekening en kunnen investeringen in duurzame oplossingen worden gestimuleerd.’

Hoe kan er vanuit de triple helix – overheid, wetenschap en bedrijfsleven – meer worden samengewerkt om de energietransitie te versnellen?

‘Er is al best veel samenwerking, maar er is nog behoefte aan meer kennisontwikkeling en kennisdeling op basis van cocreatie. Ik doel niet zozeer op nieuwe technologie, het is vooral belangrijk om samen uit te vinden hoe we bestaande technologie op industriële en grotere schaal kunnen toepassen. Welke businessmodellen zijn mogelijk? Met welke wetten en regels kunnen we innovatie aanjagen? Ook is er nog onderzoek nodig naar de vraag hoe we het gedrag van mensen en bedrijven kunnen begrijpen en sturen, zodat zij duurzame keuzes maken. Ik signaleer dat sommige wetgeving een sta-in-de-weg vormt voor de energietransitie. Ik hoor de oproep uit het bedrijfsleven om hier iets aan te doen. Dat is zeer begrijpelijk. Mijn boodschap is: neem voldoende tijd voor het zoeken naar goede oplossingen gebaseerd op evidence based-onderzoek en gun de wetgever iets meer tijd voor fundamentele herzieningen. Er is meer kennis nodig om die bewuste wetten en regels weldoordacht te kunnen aanpassen.
Binnen de kennisinstellingen kan het nog wel efficiënter wat betreft de mogelijkheden voor kennisontwikkeling en kennisdeling. Nu zijn er tijdrovende, competitieve subsidietrajecten, waardoor onderzoekers vaak veel tijd kwijt zijn met het formuleren en verantwoorden van hun onderzoeksaanvraag. Ze kunnen zich beter nuttig maken door mee te werken aan oplossingen om de energietransitie te versnellen.
Gelukkig zijn er steeds meer initiatieven die wetenschappers stimuleren om in cocreatie samen te werken met maatschappelijke partners, zoals de samenwerking in academische werkplaatsen, waarbij Tilburg University een meerjarige samenwerking aangaat met externe partners met wie in cocreatie een meerjarige onderzoeksagenda wordt opgesteld, en in de oprichting van het Klimaatonderzoek Initiatief Nederland door Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).’

Het is opvallend dat de rechter zo’n prominente rol speelt bij de energietransitie. Zo werden de Nederlandse staat en Shell gedwongen om meer te doen aan het verminderen van de CO2-uitstoot. Wat vindt u daar als jurist van?

‘Het is heel goed dat de rechter deze signalen afgeeft, omdat de CO2-uitstoot een fundamentele bedreiging voor de mensheid vormt. De achterblijvende prestaties op het gebied van duurzaamheid zijn ook in strijd met bestaande mensenrechtenrechtspraak. Burgers hebben recht op een schoon milieu. Als dat in het geding komt, is de mensheid in gevaar.’

In de rechtszaak tegen Shell beperkte de rechter zich niet alleen tot de Nederlandse rechtssfeer, maar werd het bedrijf ook verantwoordelijk gehouden voor de impact buiten de eigen keten. Volgens de rechter moeten bedrijven ook hun leveranciers beoordelen op duurzame prestaties.

‘In deze tijd is het noodzakelijk dat bedrijven verder kijken dan hun eigen bedrijf. De meeste ondernemingen opereren in een globale value chain en dus gaat de verantwoordelijkheid verder dan het eigen logistieke proces. Dat vraagt om een kritische blik bij de inkoop uit bepaalde landen. Worden de mensenrechten gerespecteerd door leveranciers? Zijn de zakenpartners goed bezig met het terugdringen van CO2? Dat wordt steeds relevanter.’

U bent naast hoogleraar ook toezichthouder. In de boardroom is ESG al een belangrijk thema, al was het maar omdat er per 1 januari 2024 gerapporteerd moet worden over de duurzaamheidsprestaties. Welke rol kan de commissaris hierbij spelen?

‘Ik verwacht dat de rapportageverplichtingen behoorlijk wat impact zullen hebben. Bedrijven zijn er druk mee bezig, accountantskantoren zijn erop voorbereid. Als commissaris kun je in elk geval erop toezien dat alle rapportages volledig en transparant zijn. Je kunt erop toezien dat de expertise goed op peil is. Als er geen kennis van duurzaamheid is, is dat een belemmering voor de noodzakelijke transformatie. De commissaris moet niet op de stoel van de bestuurder gaan zitten, maar moet wel een critical friend zijn. Hij of zij kan mede in kaart brengen waar de grootste CO2- en stikstofuitstoot plaatsvinden en een klankbord voor duurzame oplossingen zijn. De commissaris kan ondersteunen bij de vraag of de organisatie duurzaamheid en CO2-vermindering goed heeft geïntegreerd in de bedrijfsvoering en strategie.’

Binnen bedrijven is de jongere generatie een belangrijke driver in het verduurzamingsproces. Ziet u dat ook bij studenten en afgestudeerden?

‘Uit allerlei onderzoeken blijkt dat jongeren heel bewust kiezen voor bedrijven die verduurzaming hoog op de agenda hebben staan. Dat is iets waarmee bedrijven hun voordeel kunnen doen. Maar daarnaast is het ook belangrijk dat organisaties aandacht besteden aan oudere medewerkers. Zij zijn misschien nog niet klaar of opgeleid voor de transitie, maar zullen zich misschien moeten aanpassen aan nieuwe processen. Daar zijn trainingen voor nodig. Ook binnen de wetenschap is de bevlogenheid onder jongeren groot. Ze willen hun kennis zoveel mogelijk uitdragen om zo gedrag te veranderen en te bereiken dat er goede wetten worden aangenomen om de energietransitie te versnellen.’

Zouden organisaties niet nadrukkelijker de jongere generatie moeten betrekken bij besluitvorming en hun verduurzamingsstrategie?

‘Dat gebeurt bij sommige bedrijven ook. Er is bijvoorbeeld een jongerenraad of een maatschappelijke raad die het bestuur regelmatig adviseert. Een aantal organisaties kiest ervoor om beduidend jongere bestuurders te benoemen. Zo haal je de jongere generatie als critical friend de boardroom in. Ook bij de overheid gebeurt het. De Jonge Klimaatbeweging vertegenwoordigt verschillende jongerenorganisaties die zich inzetten voor een duurzame samenleving. Ze zitten vaak aan tafel bij de overheid en reisden bijvoorbeeld mee naar de recente klimaattop in Egypte.’

Waar ziet u kansen om de energietransitie te versnellen?

‘Financiële prikkels zijn belangrijk. Sinds er statiegeld op plastic flesjes zit, is er minder zwerfafval. Sinds de gasprijs is gestegen, zijn mensen zich bewuster van hun energiegebruik. Door het Europese emissiehandelssysteem worden bedrijven gedwongen geleidelijk minder CO2 uit te stoten. Onderzoek naar de vraag hoe we goed gedrag bij de consument en bedrijven kunnen sturen, is daarom waardevol. Grote bedrijven hebben weliswaar een grote verantwoordelijkheid, maar ze willen ook leveren waar de consument om vraagt. En dus is er nog altijd goedkoop vlees en is er te goedkope kleding uit landen waar de lonen veel te laag zijn en mensen onder erbarmelijke omstandigheden werken.’

Binnen de board zijn soms twijfels of samenwerking op het gebied van duurzaamheid wel kan binnen de kaders van de Mededingingswet. Wat is uw advies?

‘De Autoriteit Consument en Markt heeft de laatste jaren best wat ruimte gecreëerd waardoor bedrijven afspraken kunnen maken om duurzaamheid binnen de keten te bevorderen. Er is veel mogelijk, zolang bedrijven niet de markt gaan verdelen en prijsafspraken maken. De ACM zal elk geval individueel moeten bekijken.’

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 01 2023.