1 min read
Collectieve acties en geschilbeslechting onder de Wet toekomst pensioenen
1 March 2023

De Wet toekomst pensioenen (“Wtp”) zou leiden tot een stortvloed aan procedures. De kranten staan er bol van.(2) Ook de Raad voor de rechtspraak waarschuwt: hij heeft de verwachting uitgesproken dat wanneer in het wetsvoorstel geen mechanismen worden ingebouwd om bezwaren zo goed mogelijk te kunnen behandelen en beoordelen, dit tot een aanzienlijke extra belasting van de civiele rechter kan leiden, en in het ergste geval zelfs tot een ontregeling van het civiele rechtspraaksysteem.(3) Belangengroepen lopen zich ondertussen warm.(4) Meerdere claimstichtingen zijn opgericht.(5) Ook in onze praktijk zien wij zaken waarin de claims van groepen deelnemers niet steeds los zijn te zien van wat de Wtp in het vooruitzicht stelt. In deze bijdrage bespreken wij twee zaken: (a) welke mechanismen worden ingebouwd in de Wtp ten behoeve van geschilbeslechting en wat kunnen die (niet) oplossen en (b) wat kan de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie brengen in dat verband?

Huidige stand van zaken

Pensioen- en aanspraakgerechtigden hebben onder de Wtp onverminderd toegang tot de civiele rechter, waaronder de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam, in sommige evallen het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (“Kifid”) en (vooralsnog) bemiddeling door de Ombudsman Pensioenen.(6) De toegang tot de bestuursrechter wordt met de Wtp op een belangrijk onderdeel beperkt. Tegen besluiten genomen op grond van de artikelen 150m, tweede lid, en 150q, tweede lid, Pensioenwet (“PW”) kan geen beroep worden ingesteld voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het pensioenfonds. In andere woorden: het doel is dat alleen pensioenfondsen en niet pensioen- of aanspraakgerechtigden of werkgevers, in bezwaar en beroep kunnen bij De Nederlandsche Bank (“DNB”) respectievelijk de bestuursrechter tegen het besluit van DNB al of niet (a) een verbod op te leggen ten aanzien van collectieve  ardeoverdracht naar de gewijzigde regeling (invaren) of (b) in te stemmen met een overbruggingsplan.

Nieuwe methoden van geschilbeslechting

De Wtp voorziet ook in nieuwe methoden van geschillenbeslechting voor pensioen- en aanspraakgerechtigden. Er komt een regeling in de PW ten aanzien van de interne klachten-en geschillenprocedure bij pensioenuitvoerders (artikel 48b PW). Het concept Besluit toekomst pensioenen (“Btp”) stelt nadere voorwaarden aan die interne procedure, inclusief een plicht tot doorverwijzing naar de hierna te bespreken externe geschilleninstantie. Iedere uiting van ontevredenheid die door een aanspraak- of pensioengerechtigde wordt gericht aan een uitvoerder is een klacht (artikel 14f Btp). Een geschil is ten eerste het verschil van inzicht na gehele of gedeeltelijke afwijzing van een klacht (artikel 14f Btp). Ten tweede, en wat ons betreft voor de praktijk relevant, wordt binnen zes tot acht weken iedere niet toegewezen klacht door enkel tijdsverloop een geschil (artikel 14j, derde lid Btp).(7)

(2) Zie ‘Economen en oud-politici roepen Kamer op om nieuwe pensioenwet af te keuren: te complex en te onzeker’, Volkskrant 1 november 2022; ‘Schouten moet Kamer overtuigen van nieuwe pensioenwet’, De Telegraaf 10 november 2022; ‘Zeven struikelblokken voor pensioenwet’, Financieel Dagblad 11 september 2022. (3) Zie de Brief aan de minister voor Rechtsbescherming van 14 juli 2022, kenmerk 2022/34; ‘Rechtspraak verwacht nog steeds de handen vol te krijgen aan de stelselvorming’, Pensioenpro 19 oktober 2022. (4) Zie bijvoorbeeld Redactie NBP, ‘ClaimStichting Pensioen (CSP)’, Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen, 2022-PB2, p. 24. (5) Wij hebben online meerdere stichtingen en initiatieven kunnen identificeren, die wij hier niet nader zullen noemen. (6) Stand van zaken 8 december 2022, Wtp na de derde nota van wijziging. Wij laten de nieuw in het leven te roepen Transitiecommissie buiten beschouwing. Die is namelijk niet bevoegd ten aanzien van klachten of geschillen van pensioen- en aanspraakgerechtigden. (7) Zes weken is de relevante termijn na ontvangstbevestiging. Acht weken is de relevante termijn na indienen van de klacht.

De Geschilleninstantie

Geschillen kunnen onder de Wtp ook worden voorgelegd aan een in de Wtp voorziene externe geschilleninstantie (de “Geschilleninstantie”). Die instantie is onder andere bedoeld om te grote werklast voor de rechtspraak in de transitieperiode te voorkomen; zij zou een “zeeffunctie” moeten vervullen.(8) Maar of dat ook werkelijk zo zal zijn, staat niet vast. De Raad van de rechtspraak verwacht (slechts) enige daling van de werklast.(9)

Het idee is dat de Geschilleninstantie wordt ingericht en in stand gehouden door pensioenuitvoerders. Gedacht wordt aan (een combinatie van) (a) versterking of uitbreiding van en/of samenwerking met de Ombudsman Pensioenen; (b) de Geschilleninstantie een onderdeel maken van het Kifid; of (c) het oprichten van een aparte rechtspersoon. Het streven is om hier aan het einde van het eerste kwartaal van 2023 uitsluitsel over te hebben.(10) De beoogde startdatum voor de geschilleninstantie is 1 januari 2024.(11) Men kan naar de Geschilleninstantie zodra deze is aangewezen door de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (artikel 48c PW). De Geschilleninstantie was aanvankelijk voorzien tot 1 januari 2028 en daarmee voor de duur van de transitie, met enige uitloop voor de afwikkeling van lopende geschillen.(12) Op 20 december heeft de Tweede Kamer echter gestemd over de amendementen en moties bij de Wtp, en is
het amendement van Stoffer aangekomen. Middels dat amendement krijgt de nieuwe geschilleninstantie een permanent karakter.(13)

Wie kan voor welke geschillen naar de Geschilleninstantie?

Aanspraak- en pensioengerechtigden kunnen bij de Geschilleninstantie terecht. Geschillen moeten gaan over de uitvoering van de pensioenregeling door een pensioenuitvoerder, zo wordt nog eens benadrukt in de nota van toelichting bij het Btp. Daaronder vallen ook de uitvoering van implementatieplannen en invaren. Deze beperking leidt ertoe dat afspraken die door sociale partners zijn gemaakt, bijvoorbeeld om in te varen of over de inhoud van de regeling, niet ter discussie kunnen worden gesteld bij de Geschilleninstantie. Het laat onverlet dat degene die meent dat het besluit wel of juist niet ‘in te varen’ niet in zijn belang is, de onderliggende afweging en de gevolgen daarvan kan voorleggen aan de Geschilleninstantie (of natuurlijk de civiele  echter).(14)

Bindend advies

De beslechting van een geschil door de Geschilleninstantie resulteert in bindend advies als partijen daarmee uitdrukkelijk vooraf hebben ingestemd. Voor pensioenuitvoerders, die verplicht zijn aangesloten bij de Geschilleninstantie, geldt dat zij de keuze voor het niet-bindend zijn van de adviezen vooraf – bij aansluiting bij de Geschilleninstantie – moeten maken. Uitgangspunt is dat de Geschillensinstantie bindende adviezen publiceert. Vooralsnog is er na een bindend advies niet in een mogelijkheid tot beroep voorzien. Niet-naleven kan aan de civiele rechter worden voorgelegd. Collectieve acties bij de Geschilleninstantie?

(8) Kamerstukken II 2022/23, 36067, nr. 42, p.20. (9) Zie de Brief aan de minister voor Rechtsbescherming van 14 juli 2022, ‘Advies Besluit toekomst pensioenen’, kenmerk 2022/34, p. 4 en 10. (10) Kamerstukken II 2022/23, nr. 187. (11) Ibid. (12) Zie ook Kamerstukken II 2021/22, 36067, nr. 42, p. 10. (13) Kamerstukken II 2022/23, 36067, nr. 31. (14) Kamerstukken II 2022/23, 36067, nr. 89, p. 43

Collectieve acties bij de Geschilleninstantie?

De memorie van toelichting bij de Wtp gaat nadrukkelijk uit van individuen die zich tot de Geschilleninstantie wenden.(15) Dat komt overeen met de gang van zaken bij het Kifid. Bij de geschillencommissie van het Kifid kan een consument alleen individueel klagen. Daar komt bij dat indien een klacht is ingediend als onderdeel van een collectieve actie, de geschillencommissie van het Kifid de klacht van de consument ook niet meer behandelt (artikel 3, lid 4 Reglement Geschilllencommissie Kifid). Collectief klagen gaat niet samen met klagen bij Kifid, aldus het Kifid.(16) Dan is de klacht namelijk in behandeling bij een rechter en wordt deze niet in behandeling genomen. Dat geldt ook als de rechter op de collectieve actie heeft beslist. Als de Kifid-lijn wordt gevolgd bij de Geschilleninstantie, betekent het dat een pensioen- of aanspraakgerechtigde er verstandig aan doet risico’s op niet-ontvankelijkheid te wegen voordat hij of zij zich aansluit bij een claimstichting of een collectieve actie in het pensioendomein.(17)

De Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie en de Wtp

Een collectieve actie buiten de Geschilleninstantie om, is onder de Wtp onverminderd mogelijk. Zo’n collectieve actie wordt tegenwoordig in één adem genoemd met de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (“WAMCA”), die op 1 januari 2020 in werking trad.(18) De WAMCA wordt sindsdien in toenemende mate gebruikt, zoals ook blijkt uit het – met deze wet in het leven geroepen – Centraal register voor collectieve vorderingen.(19) Het is goed denkbaar – zie de berichten genoemd in de inleiding van deze bijdrage – dat claiminitiatieven in de toekomst vaker gebruik zullen maken van een stichting of vereniging met als doel het instellen van een rechtsvordering die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen (artikel 3:305a BW). In dat geval wordt een collectieve actie gevoerd met gebruikmaking van de WAMCA, een wet die vandaag de dag nog steeds als een relatief nieuwe ontwikkeling in het burgerlijk (proces)recht heeft te gelden.

De meest in het oog springende wetswijziging als gevolg van de WAMCA is de mogelijkheid schadevergoeding collectief te vorderen, waarbij eerder ‘slechts’ allerlei andere vorderingen mogelijk waren, zoals een verklaring voor recht, een rechterlijk ge- of verbod, et cetera. Deze nieuwe mogelijkheid maakt de WAMCA potentieel ook interessant voor commerciële betrokkenheid vanuit bijvoorbeeld procesfinanciers. Let wel: de WAMCA verandert het materiële aansprakelijkheids- of schadevergoedingsrecht niet.(20)

Bovendien introduceert de WAMCA een ‘opt-out’ regime dat er – kort gezegd – toe leidt dat de uitspraak in de collectieve procedure bindend is voor alle gedupeerden, tenzij zij de rechtbank tijdig schriftelijk hebben medegedeeld zich van de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering te willen bevrijden (artikel 1018f Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (“Rv”)). In lijn met het voorgaande vragen wij ons af of dit ertoe zal leiden dat een consument die de opt-out heeft nagelaten, hierdoor niet langer bij de Geschilleninstantie zal kunnen aankloppen. Dit lijkt vooralsnog niet door de wetgever voorzien en komt ons niet steeds billijk voor.

Tegenover deze verruimingen staat de eis van een verdere professionalisering van claimorganisaties: de wettelijke eisen aan zo’n organisatie zijn onder de WAMCA significant aangescherpt op onder meer het gebied  van governance, financiering en representativiteit (artikel 3:305a leden 1-3 en 5 BW). Er bestond voor de WAMCA namelijk brede kritiek op de kwaliteit van vooral ad hoc ingestelde en commerciële organisaties, veelal als stichting georganiseerd.(21) De wetgever heeft eveneens beoogd te voorkomen dat meerdere belangenorganisaties vergelijkbare collectieve vorderingen instellen (artikel 1018c-e Rv).(22) Deze aanscherpingen zijn niet alleen in het belang van de rechtzoekenden, maar biedt ook aanvullende bescherming aan gedaagden. Dat zijn bij geschillen onder de Wtp al snel de pensioenuitvoerders. Er kan onder de WAMCA een onderscheid in grofweg twee soorten collectieve procedures worden gemaakt, namelijk (i) de ‘gewone’ procedures waarin gelijksoortige belangen worden behartigd en (ii) die “met een ideëel doel en een zeer beperkt financieel belang”. Wij plaatsen bij beide soorten een nadere opmerking.

(15) Kamerstukken II 2021/22, 36067, nr. 3, p. 100 en 372. (16) Zie ‘Collectief klagen gaat niet samen met klagen bij Kifid’, kifid.nl, 26 juni 2019. (17) Of ervoor kiest zijn belangen juist niet te laten behartigen door een belangenorganisatie (‘opt-out’), zoals hierna in het kader van de WAMCA toegelicht. (18) In deze bijdrage gaan wij kortheidshalve niet in op andere mogelijkheden om individuele vorderingen collectief in te stellen bij de burgerlijke rechter, zoals bijvoorbeeld door gebruikmaking van een directe of indirecte vertegenwoordiging (door middel van volmacht of lastgeving). Ook beperken wij ons tot de procedures van in Nederland gevestigde organisaties. (19) Art. 3:305a lid 7 BW, te raadplegen op www.rechtspraak.nl/Registers/centraal-register-voor-collectieve-vorderingen. (20) Kamerstukken II 2016/17, 34608, nr. 3, p. 1.(21) Kamerstukken II 2016/17, 34608, nr. 3, p. 18. (22) Zie in dit kader ook: R.G. Hendrikse, J.P.C. Interfurth, F.J.T.A. Werners en B. van Zelst, Kroniek Burgerlijk Procesrecht 2019, Adv.bl. 2020, afl. 2, p. 70.

Collectieve procedures…

Vooropgesteld, vrijwel iedere vordering is mogelijk onder de WAMCA. Voor ontvankelijkheid is niet het type vordering doorslaggevend, maar de vraag of de bij de vordering betrokken belangen zich voor bundeling lenen.(23) Wij menen dat er in de praktijk ten minste discussie mogelijk zal zijn of vorderingen (tot schadevergoeding of anderszins) onder de Wtp zich in het concrete geval voor bundeling lenen. De reden hiervoor is dat al snel sprake zal zijn van sterk uiteenlopende individuele omstandigheden van pensioen- en aanspraakgerechtigden, zie in vergelijkbare zin de recente rechtspraak over complexe financiële producten zoals ‘woekerpolissen’.(24) Hoewel dit een drempel zal vormen, biedt de WAMCA ook mogelijkheden, zeker op het gebied van schadevergoedingsvorderingen. Dit geldt in het bijzonder voor de mogelijkheid schadevergoeding in categorieën te laten vaststellen (artikel 1018i lid 2 Rv), door bijvoorbeeld onderscheid te maken op leeftijdscategorieën en andere feitelijke factoren. Dit kan complexe schadevorderingen toch praktisch behandelbaar maken.

… met een ideëel doel?

Een aanvullende mogelijkheid is dat procedures met een ideëel doel en zeer beperkt financieel belang worden ingesteld. Dit laat weliswaar dezelfde aandachtspunten bij de bundeling van vorderingen onverlet, maar laat toe dat de belangenorganisatie als eiser sneller ontvankelijk zal zijn omdat zij niet aan een significant deel van de hiervoor genoemde organisatorische (kwaliteits)eisen hoeft te voldoen (artikel 3:305a lid 6 BW). Dit wordt ook wel als ‘lichtere regime’ aangeduid. Er bestaat op dit moment de nodige onduidelijkheid over de vraag wanneer een (ad hoc) belangenorganisatie zich op de uitzondering van lid 6 kan beroepen, in het bijzonder als de zaak (ook) een indirect financieel belang heeft. Hoewel een ‘zeer beperkt financieel belang’ op het eerste gezicht in de pensioenwereld onwaarschijnlijk lijkt, wijzen wij op een lopende procedure waarin Stichting BREIN optreedt tegen Nederlandse serverproviders om auteursrechtelijke bescherming af te dwingen. Ondanks dat de stichting in haar dagvaarding aangeeft in dezen samen te werken met de Motion Picture Association (een initiatief van zes grote film- en televisieproducenten(25)) en de rechtbank overweegt dat Stichting BREIN ook “commerciële belangen” behartigt, is recent het beroep op het ‘lichtere regime’ van lid 6 gehonoreerd vanwege het ideële doel.(26) Bij deze uitspraak is een kritische noot te plaatsen,(27) maar als hier desondanks van wordt uitgegaan, dan is een vergelijkbare samenloop van ideële en indirecte financiële belangen ook onder de Wtp niet ondenkbaar. De deur zou daarmee voor ad hoc claimstichtingen weer op een kier komen te staan.

Slotopmerkingen

Concluderend, menen wij dat een toename van (civiele) collectieve vorderingen op de loer ligt, waarbij wij ruimte zien voor vorderingen onder de WAMCA. Daarbij lijkt het erop dat een collectieve actie ertoe zal leiden dat de weg naar de Geschilleninstantie wordt afgesneden. Indien een collectieve actie onder de WAMCA wordt gestart, is het aan te raden na te gaan of die belangenorganisatie wel voldoet aan de eisen van governance, financiering en representativiteit. Deze kwaliteitseisen blijven de maatstaf, nu wij ons afvragen of zo’n belangenorganisatie in het kader van de Wtp voor het ‘lichtere regime’ in aanmerking kan komen. Hoe dan ook: alleen de tijd zal leren of de Wtp daadwerkelijk tot een hausse aan (collectieve) claims leidt.

(23) Stolker, T&C BW, commentaar op art. 3:305a BW, aant. 1f. (24) Zie bijvoorbeeld in het kader van ‘woekerpolissen’: Parket bij de Hoge Raad 14 oktober 2021, ECLI:NL:PHR:2021:973. (25) Volgens haar website: Disney, Netflix, Paramount, Sony Pictures, Universal Pictures en Warner Bros. (26) Rechtbank Midden-Nederland 2 juni 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2142, r.o. 2.10-2.12. (27) Zo ook: B.M. Katan en W.G.E.B. den Hartog in: JBPr 2022/13.

Deze publicatie is in aangepaste vorm verschenen als S.H. Kuiper en J.P.C. Interfurth, ‘Collectieve acties en geschilbeslechting onder de Wet toekomst pensioenen’, in: H. Breuker e.a. (red.) PensioenActualiteiten 2023, Heemskerk: Thomas & Brinkman Uitgevers 2023, p. 75-81.