Waarmee kunnen wij u helpen?

    Artikel

    7 aanbevelingen voor regulering en toezicht NZa

  • NL
  • De NZa is in de periode 2014-2017 in rustiger vaarwater gekomen, zo blijkt uit een evaluatie door AEF. Wel bestaat er voldoende ruimte voor verbetering, onder meer bij de reguleringsactiviteiten en het toezicht. Welke aanbevelingen worden gedaan?

    Welke aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van de reguleringsactiviteiten van de NZa?

    Ten eerste zou de Nederlandse Zorgautoriteit zich meer kunnen inzetten op verbetering van de manier waarop het burgerperspectief wordt betrokken in de reguleringstrajecten van de NZa, aldus AEF.  Op dit moment wordt de relevante vertegenwoordiging van burgers en patiënten namelijk niet structureel betrokken in de reguleringsprocessen. Een opvallende constatering, aangezien de NZa op grond van artikel 3 lid 3 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) wettelijk verplicht is om bij de uitoefening van haar taken het algemeen consumentenbelang voorop te stellen. 

    Verder zou de NZa volgens AEF zich bewust kunnen worden van de mogelijke (onbedoelde) effecten van beleidswijzigingen op de praktijk en de discrepantie tussen regels en werkelijkheid. Dit speelt vooral bij het terugdringen van administratieve lasten, bijvoorbeeld door minder informatie op te vragen bij het opstellen van nieuwe regulering. 

    Hiernaast beveelt AEF de NZa aan zich samen met VWS meer in te spannen om in het veld duidelijk te maken wanneer VWS en wanneer de NZa aan zet is. Die rol- en taakverdeling is nu niet altijd helder voor veldpartijen, wat soms voor onvrede en onbegrip zorgt.

    Tot slot zou de NZa er goed aan doen met veldpartijen te overleggen in hoeverre een bestuurlijk borging van adviestrajecten wenselijk is en hoe veldpartijen daarbij kunnen worden betrokken, aldus AEF. Achtergrond van deze aanbeveling is dat de procedures voor bestuurlijk advies in reguleringstrajecten minder structureel en meer ad hoc van aard zijn geworden, waardoor het niet voor alle partijen duidelijk is wanneer ze wel/niet op bestuurlijk niveau input kunnen leveren op nieuwe regulering. 

    Welke aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van het toezicht door de NZa?

    AEF beveelt de NZa allereerst aan een integrale toezichtstrategie te ontwikkelen. In de periode 2014-2017 heeft de NZa namelijk een aantal keer een forse boete uitgedeeld, waarin strategische keuzes zijn gemaakt. Hierbij is geselecteerd op een aantal gerichte handhavingsacties mede om een duidelijk signaal naar de sector af te geven. Deze werkwijze heeft het risico in zich dat interventies niet altijd als proportioneel worden ervaren en daardoor als onrechtvaardig worden ervaren, waardoor de NZa aan gezag kan inboeten. 

    Hiernaast zou de NZa er volgens AEF goed aan doen om bij de invoering van de nieuwe bekostiging in de GGZ er nadrukkelijk op te sturen dat duidelijk is op welke manier (horizontaal) toezicht daarbinnen vorm kan krijgen. Op dit moment vallen GGZ-instellingen namelijk voor verschillende verzekeraars in verschillende toezichtregimes, wat dubbel werk oplevert. 

    Ten derde beveelt AEF aan om duidelijk te communiceren over de mogelijkheden en beperkingen van het AMM-instrumentarium. Bij sommige veldpartijen bestaan namelijk hooggespannen verwachtingen over de inzet hiervan, maar de NZa zet dit instrumentarium in de praktijk slechts (zeer) beperkt in. Op dit moment is een wetsvoorstel aanhangig dat dit instrumentarium van de NZa naar ACM overhevelt. AEF acht het daadwerkelijke moment van overheveling een goed moment om stil te staan bij de verwachtingen uit de sector. 

    Meer informatie?

    Wij verwijzen u graag door naar het hele rapport. Dit leest u hier. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Willemien Bischot en Bas van Schelven.