Wetsvoorstellen herziening arbeidsmarkt

Tijdens de kabinetsperiode van Kabinet-Rutte IV zijn diverse wetsvoorstellen die beogen de arbeidsmarkt te hervormen ter internetconsultatie voorgelegd. Enkele van deze wetsvoorstellen zijn onlangs bij de Tweede Kamer ingediend. Het gaat om het Wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers en het Wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR). Hierna volgen de belangrijkste punten van deze wetsvoorstellen.
Wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers
- Nog voor de val van het huidige kabinet ingediend bij Tweede Kamer op 16 mei 2025.
- De ketenregeling wordt aangescherpt in die zin dat huidige tussenpoos van 6 maanden, waarna een nieuwe keten van tijdelijke contracten kan ontstaan, wordt vervangen door een administratieve vervaltermijn van 5 jaar (60 maanden).
- In principe worden oproepcontracten (nulurencontracten, min-/max-contracten) vervangen door bandbreedtecontracten met een kwartaalurennorm met een beperkte bandbreedte van maximaal 30%; de maximaal overeengekomen arbeidsomvang mag niet meer dan 130% van de minimaal overeengekomen arbeidsomvang bedragen.
- Bij uitzending wordt fase A verkort naar 52 weken en fase B naar 2 jaar. Verder geldt dat het totaal aan arbeidsvoorwaarden voor uitzendwerknemers ten minste gelijkwaardig moet zijn ten opzichte van werknemers die direct in dienst zijn bij de inlener.
- De beoogde datum van inwerkingtreding voor de onderdelen die zien op de gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten is 1 juli 2026. De voorziene inwerkingtredingsdatum van de rest van de maatregelen is 1 januari 2027.
Wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden (VBAR)
- Ingediend bij Tweede Kamer door het demissionaire kabinet op 4 juli 2025.
- De criteria op grond waarvan iemand als werknemer of als zelfstandige moet worden gezien, worden verduidelijkt.
- Introductie van een formule op basis waarvan indicaties die duiden op werken als werknemer (hoofdelement W; werkinhoudelijke en organisatorische sturing) worden vergeleken met indicaties die juist wijzen op werken als zelfstandige (hoofdelement Z; werken voor eigen rekening en risico). De beoordeling draait dan om de vraag waar het zwaartepunt in de arbeidsrelatie ligt; het werken in dienst van een ander, of het werken voor eigen rekening en risico. De aanwezigheid van de hoofdelementen wordt getoetst aan de hand van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen indicaties.
- Het wetsvoorstel VBAR introduceert ook een rechtsvermoeden, op basis waarvan werkenden die minder dan €36 per uur verdienen (peildatum 1 januari 2025; dit bedrag wordt tweejaarlijks conform de verhoging van het minimumloon verhoogd), kunnen stellen dat zij werknemer zijn en aanspraak maken op werknemersrechten. Het is dan aan de opdrachtgever om aan te tonen dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
- De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 juli 2026.
Vanwege de demissionaire status van het kabinet en de komende verkiezingen is het nog niet duidelijk hoe het verder zal gaan met de behandeling van deze wetsvoorstellen. Wij houden u graag op de hoogte. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het team Arbeid en Pensioen van Van Doorne, Cara Pronk & Barbara van der Veen





