7 min read

ACM kijkt naar mobiliteitsmarkt en keurt twee MaaS joint ventures goed

24 August 2020

Pon en NS zullen via het platform Hely hun activiteiten op het gebied van mobiliteitsdienstverlening verder ontplooien. Vervoersbedrijven GVB, RET, HTM en NS zullen een technisch ondersteunend MaaS-platform gaan maken. Beide joint ventures zijn onder strikte voorwaarden door de ACM goedgekeurd.

Wat is Mobility as a Service?

Het idee van MaaS is dat reizigers hun volledige reis – op basis van real time informatie – kunnen plannen, boeken en betalen via één digitaal platform (doorgaans een app) waarbij zij ook gebruik kunnen maken van verschillende (openbaar en/of deel-) vervoersdiensten. Dankzij MaaS worden individuele reizigers op maat bediend waardoor MaaS wel wordt gezien (ook door de ACM) als oplossing voor de huidige mobiliteitsproblemen (waaronder files en overvolle treinen).

Omdat MaaS wordt gezien als de toekomst van mobiliteit – waarbij vooral ook deelvervoer een belangrijke rol speelt – is deze markt sterk in ontwikkeling. Diverse partijen – waaronder dus OV-bedrijven maar bijvoorbeeld ook autofabrikanten, telecombedrijven en grote techbedrijven als Google – spelen hierop in.

De ACM heeft in korte tijd twee concentraties beoordeeld die zien op de MaaS-markt. Al kan van een duidelijk afgebakende ‘MaaS-markt’ nog niet worden gesproken. De meeste MaaS-concepten bevinden zich nog in een opstartfase. Zo bieden veel van de MaaS-concepten (volgens de ACM) vooralsnog een beperkt palet vervoers- en (deel-)mobiliteitsdiensten aan, bedienen ze slechts een relatief kleine groep klanten en voorzien ze soms nog niet in belangrijke diensten/functies zoals een reisplanfunctie. Tegelijkertijd is de bedoeling en de verwachting dat verdere integratie op korte termijn wél zal zorgen voor meer volwaardige MaaS-aanbieders. Juist de snelheid van innovatie en de ontwikkelingen die elkaar op dit gebied opvolgen maken dat de grenzen van deze markt(en) en de concurrentiesituatie daarop op dit moment nog niet exact vast te stellen zijn. Het is dan ook interessant om te zien hoe de ACM met de voorgelegde concentraties omgaat.

Reis-app NS en Pon: Hely

NS is naast aanbieder van openbaar treinvervoer en de bekende blauw-gele OV-fietsen, ook actief op het gebied van diensten gerelateerd aan (elektrische) deelfietsen en -auto’s. Haar dochterbedrijf Hely richt op verschillende locaties zogenoemde hubs in (bijvoorbeeld in woonwijken of op bedrijventerreinen). Via een app kunnen reizigers deelfietsen en/of elektrische deelauto’s boeken en betalen die zij ophalen en terugbrengen bij zo’n hub. Mobiliteitsbedrijf Pon is actief op verschillende aan mobiliteit relateerde gebieden, zoals de import en productie van (elektrische) auto’s, scooters en fietsen. Via haar dochteronderneming Next biedt Pon ook verschillende deelvervoer- en mobiliteitsdiensten aan.

Pon en NS willen een deel van hun activiteiten op het gebied van deelvervoer en aanverwante mobiliteitsdiensten combineren in een joint venture. Deze joint venture zal verder gaan onder de naam Hely en zich in eerste instantie vooral richten op het via een app aanbieden van (elektrische) fietsen, auto’s en (bak)fietsen via (de bestaande) hubs en de integratie van (deel)vervoersdiensten van derde partijen. Hiervoor heeft de ACM bij besluit van 5 mei 2020, onder voorwaarden, haar goedkeuring verleend.

Volgens de ACM kan de gezamenlijke reis-app namelijk wel leiden tot bepaalde mededingingsproblemen.  Met het nationale treinvervoer en de OV-fiets hebben de moederondernemingen belangrijke, zo niet essentiële, inputs voor MaaS-aanbieders in handen. Bij het treinvervoer ligt dat (gelet op de concessie op het hoofdrailnet die de NS in handen heeft) voor de hand, bij de OV-fiets wellicht minder; theoretisch zou een concurrent een dergelijk aanbod van deelfietsen kunnen kopiëren. Echter, omdat de OV-fietsen op vrijwel alle treinstations op te halen en weg te brengen zijn (en tegen een scherpe prijs), lijkt het moeilijk voor een concurrent om hier een goed alternatief dat past in het kader van MaaS voor aan te bieden. Kortom, wanneer je met een reis-app geen gebruik kunt maken van de trein en/of de OV-fiets, heeft die app (op dit moment) eigenlijk geen volwaardig vervoersaanbod. Daarom zouden Pon en NS het treinvervoer en de OV-fiets tegen hogere prijzen of (andere) slechtere voorwaarden kunnen gaan aanbieden aan concurrenten van hun eigen joint venture. De ACM vond dat partijen ook daadwerkelijk een incentive hadden om zo’n (‘bronafscherming’)strategie uit te voeren omdat dit winstgevend kan zijn (zij het pas op termijn gezien het feit dat de huidige MaaS activiteiten van partijen daarvoor nog te beperkt zijn). Pon en NS hebben daarom toegezegd dat zodra het aanbod van trein en OV-fiets app-enabled is en wordt aangeboden aan Hely, concurrerende reis-appaanbieders onder dezelfde voorwaarden toegang zullen krijgen tot dat aanbod.

Technisch ondersteunend MaaS-platform NS, GVB, RET en HTM

NS en de drie OV-bedrijven van Amsterdam (GVB), Rotterdam (RET) en Den Haag (HTM) willen gezamenlijk een technisch ondersteunend MaaS-platform realiseren. Dit platform zal, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de reis-app van Pon en NS, geen diensten aan reizigers aanbieden. De OV-bedrijven willen een technisch platform ontwikkelen dat het mogelijk maakt om vervoerders/(deel)mobiliteitsaanbieders aan de ene kant en MaaS (reis-app) aanbieders aan de andere kant aan elkaar te koppelen.

Bij besluit van 9 juli 2020 heeft de ACM de joint venture waarin dit platform zal worden ondergebracht, ook onder strikte voorwaarden, goedgekeurd. De ACM maakt in haar besluit onderscheid tussen retail– en wholesale- MaaS-platformen. Op retail-platformen worden diensten aangeboden aan reizigers en op wholesale-platformen worden diensten aangeboden aan mobiliteits- en MaaS-aanbieders. De joint venture zal actief worden als wholesale MaaS-platform.

Ook hier geldt dat de ACM tot de conclusie komt dat de joint venture mogelijk tot mededingingsproblemen zal leiden. Zo zouden partijen hun OV-diensten kunnen koppelen aan de platformdiensten van de joint venture. Om (gunstige) toegang tot het betreffende OV-aanbod te krijgen (wat hoogstwaarschijnlijk essentieel is om een volwaardig MaaS-aanbod aan reizigers te kunnen bieden) zouden retail MaaS-aanbieders moeten zijn aangesloten op het wholesale-platform van de joint venture. Hierdoor zouden andere wholesale-platformaanbieders kunnen worden uitgesloten van de markt. Ook zouden partijen discriminerende, intransparante en/of niet-objectieve criteria voor het gebruik van en/of toegang tot het technische platform kunnen hanteren richting zowel (concurrerende) MaaS-aanbieders enerzijds als (concurrerende) mobiliteitsaanbieders anderzijds. Verder biedt het platform van de joint venture mogelijk toegang tot commercieel gevoelige informatie van concurrerende MaaS-aanbieders en deelmobiliteitsaanbieders.

Om deze mededingingsbezwaren weg te nemen hebben GVB, HTM, NS en RET verschillende toezeggingen gedaan. Zij zullen ten eerste hun openbaarvervoersdiensten beschikbaar stellen, onder gelijke (technische) voorwaarden, aan MaaS-aanbieders ongeacht of deze aanbieders zijn aangesloten op het platform van de joint venture. De vervoersbedrijven zeggen daarbij toe om geen exclusiviteitsverplichtingen op te leggen aan MaaS- en mobiliteitsaanbieders. Ook de toegang tot het technische platform van de joint venture zal onder gelijke (FRAND) voorwaarden worden aangeboden aan andere MaaS- en mobiliteitsaanbieders. Tot slot wordt ervoor gezorgd dat concurrentiegevoelige informatie niet toegankelijk is voor MaaS- en mobiliteitsaanbieders, waaronder partijen zelf.

Conclusie

Het is interessant om te zien hoe de ACM omgaat met de marktafbakening op een gebied dat zo sterk in ontwikkeling is. De innovaties op het gebied van (deel)mobiliteit volgen elkaar in rap tempo op. Het belang van die innovaties is – gelet op de (ook door de ACM aangehaalde) mogelijke oplossingen die zij zouden kunnen bewerkstelligen, denk aan duurzaamheidsdoelstellingen en het fileprobleem – groot. Het is dan ook begrijpelijk dat ACM die innovatie wil aanmoedigen. Tegelijkertijd blijft het de taak van de ACM om via fusiecontrole mededingingsproblemen in kaart te brengen en te voorkomen. Dat samenspel van innovatie aanmoedigen en het beschermen van eerlijke concurrentie is wat ons betreft mooi tot uiting gekomen in deze besluiten.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, heeft u vragen over het mededingingsrecht of zit u met een andere juridische kwestie? Neem dan gerust contact met ons op.