1 min read
De bescherming van de (Uber) platformmedewerkers
22 September 2021

Recentelijk oordeelde de rechtbank te Amsterdam dat Uber-chauffeurs in dienst zijn van Uber en dat Uber de CAO Taxivervoer dient toe te passen op haar werknemers. Het oordeel van de kantonrechters komt niet als een verrassing gelet op de huidige stand van de rechtspraak en de maatschappelijke discussie in verband met platformmedewerkers. Enkele dagen na de uitspraak kwam het Europese Parlement met een resolutie waarmee zij de Europese wetgever maant om voor meer bescherming te zorgen voor platformmedewerkers binnen de EU. Het Hof Amsterdam kende de platformmedewerkers die werkzaam zijn via het schoonmaak platform Helpling de bescherming van een arbeidsovereenkomst toe. De tendens is helder: meer bescherming voor de platformmedewerker. Hierna staan we stil bij een drietal interessante elementen van de Uber-uitspraak.

Tech of taxi?

Uber stelt dat het een technologiebedrijf is en geen taxibedrijf. Uber bemiddelt bij de totstandkoming van overeenkomsten en ondersteunt partijen door een aantrekkelijke marktplaats te creëren, maar verricht volgens Uber geen chauffeurswerk. De kantonrechter ziet dit anders. De chauffeurs gaan een overeenkomst aan met Uber om vervoersdiensten aan te bieden. Bovendien vormen de vervoersdiensten de kern van de activiteiten van Uber en is dit het verdienmodel van Uber. Het oordeel van de kantonrechters is in lijn met rechtspraak van het Europese Hof van Justitie waarin het Hof van Justitie oordeelde dat Uber niet enkel een elektronisch platform is, maar dat zij diensten op het gebied van vervoer aanbiedt. Het verweer dat in dit soort zaken wordt gevoerd is vaak dat het platform slechts een IT-bedrijf is dat niets van doen heeft met de activiteiten die via het platform worden bemiddelt. Met deze uitspraak is onderstreept dat als diensten worden aangeboden via een platform, voor het bepalen van de aard van de onderneming van het platform wel degelijk gekeken kan worden naar de diensten die via het platform worden aangeboden.

Modern werkgeversgezag via algoritmes

Het belangrijkste criterium bij het beantwoorden van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht is de gezagsverhouding. In lijn met de Conclusie van de Advocaat-Generaal De Bock bij Gemeente Amsterdam/X overwogen de kantonrechters in de Uber- uitspraak dat in de hedendaagse tijd het criterium gezag een meer indirect (vaak digitaal) controlerende invulling heeft gekregen. Werknemers zijn in deze tijd zelfstandiger en verrichten hun werk op meer wisselende (zelfgekozen) tijden. Er is volgens de kantonrechters sprake van een ‘moderne gezagsverhouding’ bij Uber omdat Uber-chauffeurs verplicht gebruik maken van de Uber-app van welke app en bijbehorend algoritme financiële stimulansen en disciplinerende en instruerende werking uitgaan. Zo bepaalt de app op welke wijze ritten worden verdeeld en welke prioriteiten daarbij worden gesteld. Via de app krijgen chauffeurs een rating welke invloed kan hebben op de toegang tot de app en het aanbod van ritten. Met een hogere rating krijgt een chauffeur toegang tot de extra status van ‘Platinum’ of ‘Diamond’ met daarbij behorende aantrekkelijke ritten. Het regelmatig annuleren van ritten leidt tot uitsluiting van het gebruik van de app. Met deze ruime invulling van het criterium gezag is het voor platformbedrijven die werken met arbeidskrachten via een app erg lastig om weg te blijven bij een arbeidsovereenkomst. Toch is nog niet geheel duidelijk of deze ruime invulling wel juist is. Deze vraag is door de Hoge Raad namelijk nog niet beantwoord. Gelet op de tendens van meer bescherming voor platformmedewerkers ligt de ruime uitleg van de gezagsverhouding wel voor de hand wat ons betreft.

Representativiteit CAO

De kantonrechters oordeelden dat Uber de CAO Taxivervoer dient toe te passen op de Uber-chauffeurs. De CAO Taxivervoer is tot en met 31 december 2021 algemeen verbindend verklaard. De Minister kan bepalingen van een cao slechts algemeen verbindend verklaren, indien de bepalingen gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen. Het uitgangspunt is dat bij een meerderheid beneden de 55% de cao niet algemeen verbindend wordt verklaard. Gelet op de grote aantallen taxichauffeurs die via de Uber-app werken, en aangezien Uber waarschijnlijk geen lid zal worden van de werkgeversvereniging die partij is bij de cao, zal de representativiteit van de werkgeversvereniging waarschijnlijk dalen. De vraag rijst dan of de volgende CAO Taxivervoer, bij een nieuw verzoek, nog wel algemeen verbindend zal worden verklaard en dus of Uber deze dan nog wel dient toe te passen.

Tot slot

Uber heeft aangegeven in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak van de kantonrechters. Ook is de vraag of de Europese en/of Nederlandse wetgever zich zal wagen aan wetgeving aangaande platformmedewerkers. De rechtspositie van de platformmedewerkers is in ieder geval nog lang niet uitgekristalliseerd en zal de komende jaren de gemoederen bezighouden. Wij houden u graag op de hoogte.

Mocht u vragen hebben over platformarbeid dan kunt u contact opnemen met Cara Pronk van Van Doorne.

Met dank aan Mehdi Mzaoui.