1 min read
De positie van de zzp'er per 1 januari 2021 verbeterd?
16 December 2019

In Nederland werken 1,1 miljoen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers); 12,2% van alle werkenden in Nederland. Het aantal zzp’ers stijgt ieder jaar, ondanks de onzekerheid waarmee opdrachtgevers en opdrachtnemers te maken hebben sinds de invoering van de Wet Deregulering arbeidsrelatie (Wet DBA) per 1 mei 2016. Om deze onzekerheid weg te nemen, heeft het kabinet 3 maatregelen voorgesteld. Een minimumtarief voor zzp’ers, een zelfstandigenverklaring en een opdrachtgeversverklaring.

Recent heeft het kabinet ter uitwerking van de eerste 2 maatregelen 2 wetsvoorstellen ter consultatie voorgelegd. Beide voorstellen treden op 1 januari 2021 in werking. Voor de derde maatregel, de opdrachtgeversverklaring, is geen wetswijziging vereist. Het is nog niet bekend wanneer deze maatregel ‘live’ gaat. Hierna gaan we kort in op de inhoud van deze maatregelen en leggen we uit waarom er nu al zoveel kritiek op is.

Minimumbeloning zelfstandigen

Het wetsvoorstel heeft als doel een bestaansminimum te garanderen voor zelfstandigen. Opdrachtgevers worden verplicht om zelfstandigen een minimumtarief van € 16,- per uur te betalen exclusief btw (prijspeil 2019) plus een vergoeding voor direct aan de opdracht gerelateerde kosten.

De verantwoordelijkheid voor het controleren en betalen van minimumtarief wordt neergelegd bij de opdrachtgever. De opdrachtnemer moet voorafgaand aan elke opdracht een inschatting maken van de direct aan de opdracht gerelateerde kosten en de te besteden uren.

Daarnaast moet de opdrachtnemer gedurende en na de opdracht in de facturen de direct aan de opdracht gerelateerde kosten en uren weergeven. Met deze informatie moet de opdrachtgever toetsen of de kosten en tijd die in rekening worden gebracht door opdrachtnemer direct aan de opdracht zijn toe te rekenen en de uitkomst daarvan meenemen bij de beoordeling of ten minste het minimumtarief betaald wordt. De opdrachtgever moet ook onderzoeken of de kosten en tijd die in rekening worden gebracht in verhouding staan tot de werkelijke aard en omvang van de opdracht. Het bewijs moet in de administratie van de opdrachtgever opgenomen worden.

Als achteraf (ingeval van zakelijke opdrachtgevers) blijkt dat het tarief te laag uitkomt, is de opdrachtgever verplicht om tot het bedrag van het minimumtarief plus de directe kosten bij te betalen. Op overtreding van de hiervoor genoemde verplichtingen staan boetes. De maximale hoogte van de boetes voor de opdrachtnemers is € 4.150,-. De maximale hoogte van de boete voor zakelijke opdrachtgevers is € 83.000,-.

De regels gelden voor alle opdrachtnemers en personen die buiten dienstverband arbeid verrichten. Alleen opdrachtnemers die een of meerdere werknemers in dienst hebben worden uitgezonderd van deze maatregel. Daarbij geldt als voorwaarde dat de werknemers in de 3 maanden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met de opdrachtgever, gezamenlijk gemiddeld meer dan 8 uur per week arbeid hebben verricht.

De kritiek op het wetsvoorstel ziet niet zozeer op de invoering van een minimumtarief, als wel op de administratieve lasten die het wetsvoorstel voor alle opdrachtnemers met zich mee brengt. Ook de Stichting van de Arbeid heeft zich in deze zin kritisch uitgelaten over het wetsvoorstel. De Minister lijkt vooralsnog niet genegen te zijn om het wetsvoorstel aan te passen.

Opting-out arbeidsovereenkomst

Voor de zzp’ers aan de bovenkant van de arbeidsmarkt wordt voorgesteld een zelfstandigenverklaring in te voeren. Met de zelfstandigenverklaring zijn de opdrachtnemer en de opdrachtgever ervan verzekerd dat geen sprake is van een fiscaal dienstverband. Ditzelfde geldt voor het civiele dienstverband, met uitzondering van de bescherming die het Europese recht werknemers biedt (denk aan vakantiedagen en arbeidstijden). De bescherming van het Europese recht kan voor opdrachtnemers die kwalificeren als werknemers niet worden uitgesloten met de zelfstandigenverklaring.

Voor de zelfstandigenverklaring gelden de volgende vereisten:

(i)            in de overeenkomst van opdracht moet zijn opgenomen dat partijen de bedoeling hebben om geen arbeidsovereenkomst te sluiten;

(ii)           er wordt een tarief gehanteerd van minimaal € 75,- per uur (prijspeil 2019), welk tarief tijdig wordt betaald;

(iii)          de overeenkomst wordt aangegaan voor maximaal een jaar;

(iv)          de opdrachtnemer is bij de Kamer van Koophandel ingeschreven; en

(v)           de zelfstandigenverklaring is door beide partijen ondertekend.

Als aan de voorwaarden is voldaan, is de opdrachtgever gedurende de duur van de overeenkomst (dan wel de duur van de werkzaamheden als deze eerder eindigen) gevrijwaard van het inhouden en betalen van loonheffingen. Dit geldt zelfs als achteraf blijkt dat toch sprake was van een dienstverband aangenomen dat aan de hiervoor vermelde voorwaarden voldaan wordt.

Vervanging van de opdrachtnemer door een andere opdrachtnemer kan er niet toe leiden dat de periode van een jaar wordt omzeild. Met andere woorden, voor de tweede opdrachtnemer op dezelfde werkzaamheden kan niet ook een zelfstandigenverklaring toegepast worden, tenzij in totaal nog niet een jaar gewerkt is. Daarnaast geldt dat eerdere periodes waarin opdrachtnemer werkzaamheden heeft verricht voor de opdrachtgever (ongeacht de vorm van de relatie) meetellen voor de maximale periode van een jaar, tenzij na het einde van de werkzaamheden minimaal 6 maanden zijn verstreken.

De grootste kritiek met betrekking tot de zelfstandigenverklaring is dat deze slechts zeer beperkt bruikbaar is gelet op de duur (maximaal 1 jaar), eerdere periodes van werkzaamheden meetellen ongeacht de vorm van de relatie (tenzij 6 maanden zijn verstreken) en het tarief (€ 75,- per uur). Als deze voorwaarden niet (langer) gelden, dan vallen de opdrachtnemer en de opdrachtgever terug op de hieronder uitgelegde regels rondom de opdrachtgeversverklaring.

Opdrachtgeversverklaring

De derde maatregel aangekondigd door de regering is de invoering van een opdrachtgeversverklaring in de vorm van een webmodule. De webmodule is een digitale vragenlijst die opdrachtgevers voorafgaande aan de opdracht kunnen invullen om antwoord te krijgen op de vraag of partijen buiten dienstbetrekking kunnen werken. Indien aan de hand van de informatie die is ingevuld wordt vastgesteld dat buiten dienstbetrekking kan worden gewerkt, krijgt de opdrachtgever een zogenaamde opdrachtgeversverklaring. De opdrachtgeversverklaring geeft de zekerheid dat geen loonheffingen hoeven worden betaald en ingehouden mits feitelijk wordt gewerkt conform de ingevulde vragenlijst. De Minister heeft onlangs nog aangegeven dat hard aan de vragenlijst en de toepassing daarvan wordt gewerkt. In het voorjaar van 2021 wordt het resultaat daarvan verwacht. De vraag is of de webmodule voldoende in staat zal zijn om duidelijkheid te verschaffen over de relatie tussen partijen en schijnzelfstandigheid te voorkomen. 

Tot slot: handhavingsmoratorium 2020

Beoogd is om de besproken maatregelen per 1 januari 2021 in werking te laten treden. Gelet op de kritiek die de wetsvoorstellen krijgen, is het de vraag of dit ook daadwerkelijk zal gebeuren.

Tot slot: tot de inwerkingtreding van de voorstellen, geldt een zogenaamd handhavingsmoratorium. Dit betekent dat de Belastingdienst de Wet DBA niet zal handhaven bij opdrachtgevers, behalve als sprake is van kwaadwillende opdrachtgevers. De Belastingdienst kan loonheffingen bij opdrachtgevers naheffen als kan worden bewezen dat sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking, evidente schijnzelfstandigheid en opzettelijke schijnzelfstandigheid. Om onzekerheid te voorkomen kunnen opdrachtgevers de overeenkomst van opdracht nog steeds voorleggen aan de Belastingdienst.